Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3199

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3199. Dat de woorden ‘en ziet, de kamelen kwamen’ betekenen, gericht op de algemene wetenschappelijke dingen in de natuurlijke mens, blijkt uit de betekenis van de kamelen, namelijk de algemene wetenschappelijke dingen in de natuurlijke mens, waarover de nrs. 3048, 3071;

de aandacht was daarop gericht, omdat het ware daar vandaan verwacht werd, zoals blijkt uit wat eerder in dit hoofdstuk herhaaldelijk gezegd is en aangetoond.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3071

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3071. Dat de woorden ‘en ik zal ook uw kamelen drenken’ de daaruit voortvloeiende verlichting van alle wetenschappelijke dingen in de natuurlijke mens betekenen, blijkt uit de betekenis van de kamelen, namelijk de algemene wetenschappelijke dingen, dus deze dingen in het algemeen of alle, waarover eerder in nr. 3048;

en uit de betekenis van drenken, namelijk verlichten; dat water putten onderrichten is, werd eerder in nr. 3058 aangetoond; dus wil drenken zeggen: verlichten; want de verlichting komt door onderricht.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6353

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

6353. Werktuigen van geweld hun slagzwaarden; dat dit betekent dat de leerstellige dingen dienen om de werken van de naastenliefde, dus de naastenliefde zelf, te vernietigen, staat vast uit de betekenis van werktuigen van geweld, namelijk de dingen die van dienst zijn om de naastenliefde te vernietigen; dat werktuigen dingen zijn die van dienst zijn, is duidelijk; en dat het geweld de vernietiging van de naastenliefde is, zal men hierna zien; en uit de betekenis van de slagzwaarden, te weten de leerstellige dingen; zwaarden zijn immers de ware dingen van het geloof, waarmee tegen de valse en boze dingen wordt gestreden, nr. 2799; dus zijn de slagzwaarden de leerstellige dingen, hier de leerstellige dingen waarmee wordt gestreden tegen het ware en het goede en waarmee deze worden uitgeblust, omdat er wordt gestreden door degenen die in het geloof-alleen, of in het van de naastenliefde gescheiden geloof zijn, bij wie het tegendeel het geval is. De leerstellige dingen van hen die in het geloof-alleen zijn, waar vanuit zij de werken van de naastenliefde vernietigen, zijn voornamelijk deze, dat zij leren dat de mens gezaligd wordt door het geloof-alleen zonder de werken van de naastenliefde en dat deze niet noodzakelijk zijn en dat de mens door het geloof-alleen wordt gezaligd ook in het laatste uur van zijn dood, onverschillig hoe hij ook zijn gehele levensloop door heeft geleefd, dus degenen die niets dan wreedheden, roverijen, niets dan echtbreuk en profane dingen hebben bedreven; en vandaar, dat de zaliging slechts een binnenlaten in de hemel is, dus dat niet dan alleen diegenen worden binnengelaten die deze genade hebben ontvangen aan het einde van hun leven; en dus zo dat sommigen vanuit barmhartigheid zijn uitverkoren en sommigen vanuit onbarmhartigheid zijn verdoemd; terwijl toch aan niemand door de Heer de hemel wordt ontzegd, maar het leven en de vergemeenschapping van het leven die daar wordt waargenomen zoals de geur uit de subjecten op aarde, maakt dat zij daar geenszins kunnen zijn; zij worden immers daar door het boze van hun leven gepijnigd, meer dan in de diepste hel. Dat het slagzwaard het valse betekent dat strijdt en doodt, blijkt bij Johannes:

‘Een ander paard ging uit, rossig; en aan hem die daarop zat, werd het gegeven de vrede te nemen van de aarde, dat zij elkaar zouden doden, weswege hem een groot slagzwaard werd gegeven’, (Openbaring 6:4).

Bij dezelfde:

‘Indien iemand met het slagzwaard doodt, moet hij met het slagzwaard gedood worden’, (Openbaring 13:10, 14). Dat het geweld de kracht is die tegen de naastenliefde wordt aangewend, blijkt duidelijk uit tal van plaatsen in het Woord, zoals bij Jesaja:

‘De gewelddadige zal ophouden en de bespotter zal verteerd worden, allen zullen afgesneden worden die ongerechtigheid bespoedigen, die de mens doen zondigen in een woord en hem die bestraft in de poort, strikken leggen en de gerechte doen afbuigen in het ijdele’, (Jesaja 29:20, 21);

hier staat de gewelddadige met een ander woord in de oorspronkelijke taal, maar dat van een eendere betekenis is; dat de gewelddadige diegene is die tegen de naastenliefde kracht aanwendt, wordt aangeduid met, ‘zij doen de mens zondigen in een woord en zij doen de gerechte afbuigen’.

Bij dezelfde:

‘Hun werken zijn werken der ongerechtigheid en daad des gewelds is in hun handen; hun voeten lopen tot het boze en zij haasten om onschuldig bloed te vergieten’, (Jesaja 59:6, 7);

hier het geweld voor de tegen de naastenliefde aangewende kracht en dat deze kracht ook met bloed vergieten wordt aangeduid, zie de nrs. 374, 1005.

Bij dezelfde:

‘Er zal geen geweld meer zijn in het land, verwoesting en verbreking in uw grenzen’, (Jesaja 60:18);

het geweld staat voor de vernietiging van de naastenliefde; vandaar is immers de verwoesting en de verbreking in het land, dat wil zeggen, in de Kerk.

Bij Jeremia:

‘Geweld en verwoesting voorzeg ik, want het Woord van Jehovah is mij tot smaad en tot schimp geworden de ganse dag’, (Jeremia 20:8);

het geweld ook daar voor het geweld in geestelijke dingen, dus voor de vernietiging van de naastenliefde en tevens van het geloof.

Bij Ezechiël:

‘Het land is vol van gericht der bloeden en de stad vol van geweld’, (Ezechiël 7:23);

het gericht der bloeden voor de vernietiging van het geloof, het geweld voor de vernietiging van de naastenliefde.

Bij dezelfde:

‘Indien hij een gewelddadige zoon zal hebben verwekt, vergieter van bloed, die één ding van iets van hen zal hebben gedaan; indien hij op de bergen gegeten zal hebben en de echtgenote van de gezel zal hebben bezoedeld, de ellendige en de behoeftige verdrukt, roverijen geroofd, het pand niet wedergegeven en zijn ogen tot de afgoden opgeheven, gruwel gedaan, op woeker gegeven en overwinst genomen, zal hij leven? Hij zal niet leven; door te sterven zal hij sterven’, (Ezechiël 18:10-13);

hier wordt beschreven wat de gewelddadige zoon en de bloedvergieter is; de dingen die daar worden opgesomd, zijn alle werken van de naastenliefde die hij vernietigt; dus is de gewelddadige zoon en de bloedvergieter de vernietiger van de naastenliefde en van het geloof.

Bij David:

‘Bevrijd mij, o Jehovah, van de boze man, behoed mij van de man der gewelddadigheden, die boze dingen in het hart denken, de ganse dag zich vergaderen tot de krijg; zij scherpen hun tong zoals een slang, addervergif is onder hun lippen; bewaar mij, Jehovah, van de handen des goddelozen, behoed mij van de man der gewelddadigheden’, (Psalm 140:2-5, 12);

de man der gewelddadigheden staat voor degenen die de ware dingen van het geloof en de goede dingen van de naastenliefde vernietigen; dat zij daar tegen strijden, wordt daarmee aangeduid dat zij zich de gehele dag tot de krijg vergaderen, de tong scherpen zoals een slang, dat addergif onder hun lippen is en dat hij het boze jaagt tot omkeringen. Verder ook elders in, (Ezechiël 12:19; Joël 9:19; Maleachi 2:16, 17; Zefanja 3:4; Psalm 18:49; Psalm 55:10-12; Psalm 58:3-6; Deuteronomium 19:16).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl