Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2996

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

2996. Het is in de wereld een allerdiepste verborgenheid – terwijl niets in het andere leven meer bekend is, zelfs aan iedere geest – dat alle dingen die in het menselijk lichaam zijn, een overeenstemming hebben met de dingen die in de hemel zijn en wel dermate dat er zelfs niet de kleinste bijzonderheid in het lichaam is, waarmee niet iets geestelijks en hemels overeenstemt, of wat hetzelfde is, waarmee niet hemelse gezelschappen overeenstemmen, want deze zijn overeenkomstig alle geslachten en soorten van hemelse en geestelijke dingen en wel in zo’n orde, dat zij tezamen één mens vormen en dit ten aanzien van alle dingen in het algemeen en in het bijzonder, zowel de innerlijke als de uiterlijke. Dit is de reden, dat de gezamenlijke hemel ook de Grootste Mens wordt genoemd en dit is de reden, dat zo vaak gezegd wordt, dat het ene gezelschap behoort tot een bepaalde streek van het lichaam, het andere gezelschap tot een andere streek. De oorzaak hiervan is deze: dat de Heer de Enige Mens is en de hemel Hem uitbeeldt en dat het het Goddelijk goede en ware is, dat van Hem komt, dat de hemel maakt; en omdat de engelen daarin zijn, wordt gezegd, dat zij in de Heer zijn. Echter degenen die in de hel zijn, bevinden zich buiten deze Grootste Mens en stemmen overeen met de afvalstoffen en verder ook met gebreken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6004

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

6004. Vrees niet van neder te dalen naar Egypte; dat dit betekent dat het natuurlijk ware met alle dingen ervan zal worden ingewijd in de wetenschappelijke dingen van de Kerk, staat vast uit de uitbeelding van Jakob, die hier degene is die tot Egypte zou neerdalen, namelijk het natuurlijk ware, zie nr. 6001;

uit de betekenis van nederdalen, namelijk ingewijd worden, want opdat deze inwijding zou worden uitgebeeld, daalde Jakob met al het zijne naar Egypte neder; en uit de betekenis van Egypte, namelijk de wetenschappelijke dingen van de Kerk, waarover de nrs. 1462, 4749, 4964, 4966. Hiermee dat het ware moet worden ingewijd in de wetenschappelijke dingen van de Kerk, is het als volgt gesteld: de wetenschappelijke dingen van de Kerk waren te dien tijde de uitbeeldende en aanduidende dingen van de rituelen, want alle rituele dingen van de Kerk waren daarvanuit; verder waren er eveneens de wetenschappelijke dingen die de leerstellige dingen van de naastenliefde, die bij hen waren, van dienst waren; vanuit deze wetenschappelijke dingen, wisten zij wie worden verstaan onder: de armen, behoeftigen, ellendigen, verslagenen, verdrukten, weduwen, wezen, vreemdelingen, in de kerker gebondenen, naakten, zieken, hongerenden, dorstenden, lammen, blinden, doven, verminkten en onder tal van anderen en zo leerden zij hoe de naastenliefde uitgeoefend moet worden; zodanig waren de wetenschappelijke dingen van die tijd; en dat deze heden ten dage geheel en al in vergetelheid zijn geraakt, blijkt hieruit, dat waar zij in het Woord worden genoemd nauwelijks iemand anders weet dan dat zulke hoedanigheden die zo genoemd worden, zulke mensen worden verstaan, zoals dat waar weduwen worden genoemd, het weduwen zijn, waar vreemdelingen, dat het vreemdelingen zijn, waar in de kerker gebondenen, dat het dezen zijn, enzovoort; zulke wetenschappelijke dingen bloeiden in Egypte en daarom worden met Egypte de wetenschappelijke dingen aangeduid; dat het natuurlijk ware, dat Jakob is, in zulke wetenschappelijke dingen zou worden ingewijd, wordt daarmee uitgebeeld dat Jakob met al het zijne naar Egypte zou nederdalen. Van de ware dingen wordt gezegd dat zij in de wetenschappelijke dingen worden ingewijd, wanneer zij daarin worden gebracht, opdat zij daar aanwezig zijn; dit vindt plaats met het doel, opdat wanneer het wetenschappelijke in het denken komt, tegelijk de ware dingen in de herinnering komen die daarin waren gebracht; zo bijvoorbeeld wanneer het een vreemdeling is, dat zich dan onmiddellijk, omdat door hem diegenen worden aangeduid die onderricht moeten worden, alle betrachtingen van de naastenliefde jegens zulke mensen, dus de ware dingen, voordoen; eender in de overige dingen; wanneer de wetenschappelijke dingen daarvan zijn vervuld, strekt en stort zich het denken, wanneer vanuit de wetenschappelijke dingen wordt gedacht, wijd uit en wel tot verscheidene gezelschappen tegelijk in de hemelen; want zo’n wetenschappelijke, omdat het uit zoveel ware dingen binnenin zich bestaat, ontvouwt zich zo zonder dat de mens het weet; maar het moeten de ware dingen zijn die daarin zijn; het is ook vanuit de Goddelijke orde dat de innerlijke dingen zich moeten begeven in de uiterlijke, of wat hetzelfde is, de eerdere dingen in de latere, dus alle eerder dingen tenslotte in de laatste en daar tegelijk moeten zijn; dit vindt in de gehele natuur zo plaats en indien dit niet zo gebeurt, kan de mens niet ten volle worden wederverwekt, want door dit indragen van de ware dingen in de wetenschappelijke dingen stemmen de innerlijke en de uiterlijke dingen samen en maken die één, die anders met elkaar in strijd zouden zijn; en als zij met elkaar in strijd zijn, is de mens niet in het goede omdat hij niet in het oprechte is. Bovendien zijn de wetenschappelijke dingen in een schijnsel bijna als dat waarin het zinlijke van het gezicht van de mens is en dit schijnsel is zodanig dat het indien het niet van binnen verlicht is door het licht dat uit de ware dingen is, in de valse dingen binnenleidt, vooral vanuit de begoochelingen van de zinnen en eveneens in de boze dingen vanuit de valse dingen; dat dit zo is, zal men zien uit de ondervinding aan het einde van de hoofdstukken, waar over de invloeiing wordt gehandeld.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl