Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1504

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

1504. Het is reeds gezegd, dat men in het andere leven bij de eerste nadering van iemand al weet, van welke aard hij is, ook al zegt hij niets; hieruit kan men zien, dat de innerlijke dingen van de mens in een zeker onbekende werkzaamheid zijn, en dat de aard van een geest daaraan wordt waargenomen. Dat dit zo is, kon hieruit blijken, dat de sfeer van deze werkzaamheid zich niet alleen in de lengte uitstrekt, maar zich ook soms, wanneer de Heer het toestaat, op verschillende wijze voelbaar openbaart.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #7454

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

7454. Het is niet raadzaam aldus te doen, omdat wij de gruwel van de Egyptenaren zouden slachtofferen aan Jehovah, onze God; dat dit betekent dat het helse lelijke en vuile zou invloeien, staat vast uit de betekenis van het is niet raadzaam om aldus te doen, dus dat dit niet zo kan plaatsvinden; uit de betekenis van de gruwel, namelijk het helse lelijke en vuile; en uit de betekenis van aan Jehovah God slachtofferen, dus hun God vereren, nr. 7452; vandaar wordt met de gruwel van de Egyptenaren aan Jehovah slachtofferen, aangeduid dat zij God zouden vereren met een eredienst die diegenen zouden verafschuwen die in valsheden zijn vanuit een hels gericht tegen die eredienst; dit helse zou die eredienst bestoken.

Hoe het hiermee is gesteld, blijkt ook uit de openbaringen in het andere leven; iedere geest en te meer ieder gezelschap, heeft rondom zich de sfeer van zijn geloof en van zijn leven; deze sfeer is geestelijk; daaraan wordt de geest onderkend en te meer het gezelschap, hoedanig dit is, want het wordt doorvat door hen die in de doorvatting zijn, soms op tamelijk grote afstand; en dit hoewel zij in het verborgene zijn en ook niet gemeenschap hebben door de gedachte of door de spraak.

Deze geestelijke sfeer kan worden vergeleken met de stoffelijke sfeer die het lichaam van de mens in de wereld omgeeft; die sfeer vloeit uit in golven en wordt door dieren met een scherpe reuk geroken; over de geestelijke sfeer die geesten omgeeft, zie de nrs. 1048, 1053, 1316, 1504, 1519, 2401, 2489, 4464, 5179, 6206.

Hieruit kan vaststaan dat boze geesten, indien zij dicht nabij aanwezig waren waar degenen zijn die in de Goddelijke eredienst zijn, hen door hun sfeer zouden bestoken, want dan zouden zij die in de Goddelijke eredienst zijn, het lelijke en gruwelijke doorvatten; zo kan men dus weten, hoe het moet worden verstaan dat het helse lelijke en vuile zou invloeien indien zij God in de nabijheid zouden vereren.

Over de dingen die gezegd zijn ten aanzien van de geestelijke sfeer, of de sfeer van het geloof en van het leven, die van iedere geest en des te meer die van het gezelschap van geesten uitwasemt, kan ook vaststaan dat volstrekt niets verborgen is, maar dat alles wat de mens in de wereld gedacht, gesproken en gedaan heeft, volledig openligt, want het zijn deze dingen die zo’n sfeer samenstellen.

Die sfeer golft ook uit aan de geest van de mens, wanneer hij in het lichaam is in de wereld; daaruit wordt eveneens gekend hoedanig hij is.

Geloof dus niet dat datgene wat de mens in het verborgene denkt en die hij in het verborgene doet, verborgen zijn; zij zijn in de hemel even openbaar als zaken die in het daglicht verschijnen, volgens de woorden van de Heer bij Lukas: ‘Er is niets verborgen dat niet zal onthuld worden, of verheeld, dat niet zal gekend worden; daarom, al wat gij in de duisternis zal hebben gezegd, zal in het licht gehoord worden; en wat gij in het oor zult hebben gefluisterd in de binnenkamers, zal op de daken gepredikt worden’, (Lucas 12:2,3).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl