Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1017

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

1017. Door een voorbeeld kan worden duidelijk gemaakt, dat de vermenigvuldiging evenredig is aan de neiging; wie het beginsel aanneemt dat het geloof-alleen zalig maakt, ook al doet hij geen werk van naastenliefde, dat wil zeggen, ook al heeft hij geen naastenliefde, en zo dus het geloof van de naastenliefde scheidt – niet alleen wegens de van de vroegste kindsheid af aangenomen beginselen, maar ook omdat hij meent, dat wanneer men de werken van naastenliefde of de naastenliefde voor het eigenlijke wezen van het geloof zou verklaren, en zo dus vroom leven, men noodzakelijkerwijs een verdienste in die werken zou moeten stellen, wat echter vals is – die verwerpt dus de naastenliefde, en beschouwt de werken van de naastenliefde van nul en generlei waarde, en blijft alleen in de voorstelling van het geloof, welk geloof niets is zonder datgene, wat het wezen ervan uitmaakt: de naastenliefde. Terwijl hij dit beginsel bij zichzelf bevestigt, handelt hij nooit uit neiging tot het goede, maar uit een neiging tot genot, dat daarin bestaat, een losbandig leven van louter begeerten te kunnen leiden; en wie dan dit beginsel met veel argumenten staaft, doet dat niet uit liefde tot het ware, maar uit zelfverheerlijking, om daardoor groter, geleerder en fijnzinniger dan anderen te schijnen, en zo onder de lieden van aanzien en onder de rijken verheven te worden, dus uit het genot, dat die neiging verschaft; en dit genot bewerkt, dat de bevestigingen vermenigvuldigt worden, want, als reeds gezegd, zoals de neiging is, is de vermenigvuldiging. In het algemeen kan uit een grondbeginsel dat vals is, nooit iets anders dan valsheden voortvloeien, want alles voegt zich naar het grondbeginsel; ja zelfs, zoals ik uit ondervinding weet - waarover, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, elders gesproken zal worden - beschouwen zij, die zich in dergelijke beginselen met betrekking tot het geloof alléén bevestigen en niet in de naastenliefde zijn, alles wat de Heer zo vaak over de liefde en de naastenliefde heeft gezegd, van nul en generlei waarde, en zien het als het ware niet eens, bijvoorbeeld, (Mattheüs 3:8, 9; 5:7, 43-48; 6:12, 15; 7 ; 1-20; 9:13; 12:33; 13:8, 23) enzovoorts.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #983

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

983. Dat door ‘vruchtbaar zijn’ de goedheden van de naastenliefde worden aangeduid, door vermenigvuldigen de waarheden van het geloof, welke nu in groei zouden toenemen, blijkt uit de betekenis van beide woorden in het Woord, waar bevruchten of vrucht dragen overal gezegd wordt van de naastenliefde en vermenigvuldigen van het geloof; men zie, wat de betekenis ervan is, in de nrs. 43 en 55. Om hieraan nog sterker bevestiging te geven, mogen uit het Woord de navolgende plaatsen aangehaald worden; bij Jeremia:

‘Bekeert u, gij afkerige zonen, Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart, en wij zullen u weiden met erkentenis en inzicht; en het zal geschieden, dat gij vermenigvuldigen zult en vruchtbaar zult zijn op de aarde’, (Jeremia 3:14, 15, 16);

waar vermenigvuldigen duidelijk staat voor het groeien in erkentenis en inzicht, dat wil zeggen, in geloof; en vruchtbaar zijn voor de goedheden van de naastenliefde; want daar wordt gehandeld over de Kerk, die geplant moet worden, bij welke het geloof of de vermenigvuldiging voorafgaat.

Bij dezelfde:

‘Ik zal de overblijfselen van Mijn kudde vergaderen uit al de landen, waarheen Ik ze gedreven heb, en Ik zal ze terugbrengen tot hun kooien, en zij zullen vruchtbaar zijn en vermenigvuldigen’, (Jeremia 23:3);

waar van de geplante Kerk sprake is, en zo vruchtbaar zijn betrekking heeft op de goedheden van de naastenliefde, en vermenigvuldigen op de waarheden van het geloof.

Bij Mozes:

‘Daartoe zal Ik u aanzien, en zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen, en Mijn verbond zal Ik met u oprichten’, (Leviticus 26:9);

in de innerlijke zin is hier sprake van de hemelse Kerk, waarom vruchtbaar zijn wordt gezegd van de goedheden van de liefde en van de naastenliefde, vermenigvuldigen van de goedheden en de waarheden van het geloof.

Bij Zacharia:

‘Ik zal ze verlossen, en zij zullen vermenigvuldigd worden, gelijk ze vermenigvuldigd waren’, (Zacharia 10:8);

dat hier vermenigvuldigen gezegd wordt ten aanzien van de waarheden van het geloof, blijkt hieruit, dat zij verlost zullen worden.

Bij Jeremia:

‘De stad zal gebouwd worden op haar hoop, en van hen zal een bekentenis uitgaan en een stem van spelenden, en Ik zal hen doen vermenigvuldigen, en zij zullen niet verminderd worden; en haar zonen zullen zijn als eertijds’, (Jeremia 30:18, 19, 20; al waar sprake is van de neigingen tot het ware en van de waarheden van het geloof; de neigingen tot het ware worden uitgedrukt door de bekentenis en de stem van de spelenden, de groei van de waarheden van het geloof door vermenigvuldigen; de zonen staan hier ook voor de waarheden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl