130. En de laatste zijnde meer dan de eerste, betekent de aanwassingen ervan vanuit de geestelijke aandoening van het ware, welke de naastenliefde is.
Onder ‘de werken, de laatste meer dan de eerste’ worden alle dingen van hun naastenliefde en geloof verstaan, want deze zijn de innerlijke dingen waar vanuit de werken zijn, nrs. 73, 76, 94; deze aanwassingen vinden plaats wanneer de naastenliefde op de eerste plaats en het geloof op de tweede is, want de naastenliefde is de geestelijke aandoening van het goede te doen en daar vanuit is de geestelijke aandoening van het ware te weten; want het goede heeft het ware lief, zoals de spijs de drank; het wil immers gevoed worden en het wordt gevoed door de ware dingen; vandaar is het, dat zij die in de echte naastenliefde zijn, aanhoudende aanwassingen van het ware hebben; dezen zijn het dus die worden aangeduid met ‘Ik ken uw werken, de laatste meer dan de eerste’.