Ware Christelijke Religie #45

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 853  
  

45. Uit de beschrijving van het wezen van de Goddelijke Liefde kan men zien van welke aard het wezen van de duivelse liefde is; dit kan men zien uit het tegenovergestelde. De duivelse liefde is de eigenliefde en deze wordt liefde genoemd, maar zij is in zichzelf beschouwd, haat. Want zij heeft niemand buiten zichzelf lief en evenmin wil zij met anderen verbonden worden om hun wel te doen, maar alleen ten eigen behoeve. Van haar binnenste uit streeft zij er voortdurend naar over allen te heersen, alsmede de goederen van allen te bezitten en tenslotte om als God aanbeden te worden. Dit is de reden waarom diegenen die in de hel zijn, God niet erkennen, maar diegenen als goden erkennen die in macht boven de anderen uitsteken, dus lagere en hogere, of mindere en grotere goden, al naar de uitgestrektheid van hun macht. Aangezien iedereen daar dit in zijn hart met zich draagt, brandt eenieder ook van haat tegen zijn god en deze tegen hen die onder zijn heerschappij staan; en hij beschouwt ze als minderwaardige slaven, met wie hij weliswaar, zolang ze hem aanbidden, minzaam spreekt, maar hij woedt als vanuit vuur tegen de overigen en innerlijk of in zijn hart zelfs tegen zijn beschermelingen. Want de eigenliefde is dezelfde als de liefde van rovers, die elkaar wederkerig kussen, zolang zij op rooftocht zijn, maar daarna van begeerte gloeien om elkaar te doden om de buit van elkaar te kunnen kapen. Deze liefde maakt, dat die begeerten in de hel, waar deze haatliefde heerst, uit de verte verschijnen als verschillende soorten wilde dieren: sommige als vossen en luipaarden, andere als wolven en tijgers en weer andere als krokodillen en giftige slangen; en dat de woestijnen waar zij leven, uit niets dan steenhopen of uit puur grind bestaan, bezaaid met moerassen waarin kikkers kwaken, en dat boven hun krotten akelige vogels vliegen en huilen: de ochim [treurige schepsels], de tziim [wilde beesten van de woestijn], en de ijim [de wilde beesten van de eilanden], die vermeld worden in de profetische gedeelten van het Woord, waar gehandeld wordt over de liefde tot overheersen uit eigenliefde, zijn niet anders, (Jesaja 13:21; Jeremia 50:39; Psalm 74:14).

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.