Ware Christelijke Religie #152

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 853  
  

152. In het voorgaande artikel werd aangetoond, dat het heil en het eeuwige leven van de mens het eerste en het laatste einddoel van de Heer zijn; en aangezien het eerste en het laatste einddoel de bemiddelende doeleinden in zich bevatten, zo volgt hieruit, dat de bovenvermelde geestelijke krachten tezamen in de Heer zijn, en ook uit de Heer in de mens, hoewel ze toch geleidelijk tevoorschijn komen. Want het menselijk gemoed groeit evenals zijn lichaam, maar dit laatste in grootte, terwijl het eerstgenoemde in wijsheid groeit. In deze mate wordt het gemoed ook vanuit het ene gebied in het andere opgeheven, namelijk uit het natuurlijke in het geestelijke en daaruit in het hemelse gebied. In dit hemelse gebied is de mens wijs, in het geestelijk gebied is de mens vol inzicht en in het laagste gebied wetend. Maar deze verheffing van het gemoed vindt alleen plaats van tijd tot tijd, alnaar de mens zich waarheden verwerft en deze met het goede verbindt. Het is hiermee evenzo gesteld als met iemand die een huis bouwt; eerst verschaft hij zich de bouwstoffen daartoe zoals: bakstenen, tegels, balken, palen en zo legt hij het fundament, bouwt de muren op, onderscheidt in kamers, maakt daarin deuren en in de wanden vensters, en bouwt trappen van de ene verdieping naar de andere. Al deze dingen liggen tezamen in het einddoel, dat een geriefelijke en waardige woning is, die hij voorziet en waarin hij voorziet. Evenzo is het gesteld met een tempel; wanneer deze gebouwd wordt, zijn alle dingen die tot de bouw ervan behoren, in het einddoel gelegen, hetgeen de eredienst van God is. Zo is het ook met alle andere dingen gesteld, zoals met tuinen en velden, maar ook met ambten en zaken, waartoe het einddoel zelf zich de benodigdheden aanschaft.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.