Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid #419

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 432  
  

419. 16. De liefde of de wil wordt gezuiverd in het verstand indien zij gezamenlijk worden opgeheven. De mens heeft vanuit geboorte niet dan zichzelf en de wereld lief, want niet iets anders verschijnt hem voor ogen en vandaar houdt hij zich met niet iets anders in het gemoed van hem bezig. Deze liefde is lichamelijk-natuurlijk en kan stoffelijk worden genoemd en behalve dit is die liefde onzuiver geworden vanuit de scheiding van de hemelse liefde van haar bij de ouders. Deze liefde kan van haar onzuiverheid niet worden gescheiden tenzij de mens het vermogen heeft van het verstand in het licht van de hemel te verheffen en te zien hoe hij heeft te leven opdat de liefde van hem, één met het verstand in de wijsheid, opgeheven kan worden. Door het verstand ziet de liefde, dat wil zeggen, de mens, welke de boze dingen zijn die de liefde bevuilen en bezoedelen; en eveneens ziet hij dat indien hij die boze dingen als zonden schuwt en verafschuwt, hij de dingen liefheeft die aan die boze dingen tegenovergesteld zijn en deze dingen zijn alle hemels. Verder ziet hij ook de middelen waardoor hij die boze dingen als zonden kan schuwen en daarvan afkerig zijn; dit ziet de liefde, dat wil zeggen, de mens, door het gebruik van het vermogen van zijn verstand in het licht van de hemel te verheffen, waar vanuit de wijsheid is. Voor zoveel de liefde dan de hemel op de eerste plaats stelt en de wereld op de tweede en voor zoveel zij dan tegelijk de Heer op de eerste plaats stelt en zichzelf op de tweede, voor zoveel wordt de liefde gereinigd van haar onreine dingen en gezuiverd, dat wil zeggen, voor zoveel wordt zij opgeheven in de warmte van de hemel en verbonden aan het licht van de hemel waarin het verstand is; en het huwelijk vindt plaats dat het huwelijk van het goede en het ware, dat wil zeggen, van de liefde en de wijsheid wordt genoemd. Ieder kan met het verstand begrijpen en redelijk zien, dat voor zoveel als iemand diefstallen en bedriegerijen schuwt en daarvan afkerig is, hij voor zoveel de oprechtheid, de rechtschapenheid en de gerechtigheid liefheeft; voorts dat voor zoveel als iemand wraakneming en haat schuwt en daarvan afkerig is, hij voor zoveel de naaste liefheeft, alsmede dat voor zoveel als iemand echtbreuk schuwt en daarvan afkerig is, hij voor zoveel de kuisheid liefheeft, enzovoort. Ja zelfs leert iemand nauwelijks kennen wat er van de hemel en wat van de Heer is in oprechtheid, rechtschapenheid, kuisheid en in de overige aandoeningen van de hemelse liefde vooraleer hij de tegenovergestelde dingen ervan heeft verwijderd. Wanneer hij de tegenovergestelde dingen heeft verwijderd dan is hij ín die dingen en daar vanuit leert hij die kennen en ziet hij die. Ondertussen is er als het ware een sluier tussen geplaatst, die weliswaar het licht van de hemel tot de liefde doorlaat, maar omdat zij de gade, de wijsheid niet in die graad liefheeft, neemt zij die niet op, ja zelfs weerspreekt en berispt zij die misschien, als zij vanuit de verheffing terugkeert. Niettemin wordt zij er door gevleid, dat de wijsheid van haar verstand als middel van dienst kan zijn voor eer, glorie of gewin. Maar dan stelt zij zichzelf en de wereld op de eerste plaats en de Heer en de hemel op de tweede; en dat wat zij op de tweede plaats stelt wordt voor zoveel lief gehad als het van dienst is; en indien het niet van dienst is, wordt het afgedankt en verworpen; indien niet eerder dan toch na de dood. Vanuit deze dingen nu staat de waarheid vast dat de liefde of de wil wordt gezuiverd in het verstand indien zij gezamenlijk worden opgeheven.

  
/ 432  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.