Goddelijke Voorzienigheid #8

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 340  
  

8. Uit het voorgaande artikel blijkt dat de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid, welke in de Heer één zijn en uit de Heer als één voortgaan, in een zeker beeld zijn in al wat uit Hem is geschapen. Nu zal ook iets in het bijzonder over dat éne of de vereniging, welke het huwelijk van het goede en het ware wordt genoemd, gezegd worden. Dat huwelijk is:

I. In de Heer Zelf; want, zoals is gezegd, de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid zijn in Hem één.

II. Het is vanuit de Heer, want in al wat voortgaat vanuit Hem, zijn de liefde en de wijsheid geheel en al verenigd. Die twee gaan voort uit de Heer als Zon, de Goddelijke Liefde zoals de warmte, en de Goddelijke Wijsheid zoals het licht.

III. Zij worden door de engelen weliswaar als twee opgenomen, maar zij worden bij hen verenigd uit de Heer; iets dergelijks geschiedt bij de mensen van de Kerk.

IV. Uit de invloed van de liefde en de wijsheid uit de Heer als één bij de hemelse engelen en bij de mensen van de Kerk, en uit de opneming ervan door de engelen en de mensen is het dat de Heer in het Woord Bruidegom en Echtgenoot wordt genoemd, en de hemel en de Kerk Bruid en Echtgenote.

V. Voor zoveel als dus de hemel en de Kerk in de samenstelling, en de hemelse engel en de mens van de Kerk in het bijzonder in die vereniging is, of in het huwelijk van het goede en het ware, voor zoveel zijn zij het beeld en de gelijkenis van de Heer, aangezien die twee in de Heer één zijn, ja zelfs de Heer zijn.

VI. De liefde en de wijsheid in de hemel en in de Kerk in het algemeen, en in de hemelse engel en in de mens van de Kerk, zijn één wanneer de wil en het verstand, dus wanneer het goede en het ware één maken; of, wat hetzelfde is, wanneer de naastenliefde en het geloof één maken; of, wat ook hetzelfde is, wanneer de Leer vanuit het Woord en het leven volgens deze leer, één maken.

VII. Hoe die twee echter één maken in de mens en in alle dingen van hem, is getoond in de verhandeling over de ‘Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid’, in het vijfde deel, waar gehandeld is over de schepping van de mens, en vooral over de overeenstemming van de wil en het verstand met het hart en de long, n. 385-432.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl