Goddelijke Voorzienigheid #24

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 340  
  

24. Uit de Heer wordt voorzien in de verbinding van het goede en het ware door de verhouding; het goede immers wordt niet gekend hoedanig het is, dan door de verhouding tot het minder goede en door de tegenoverstelling aan het boze. Al wat doorvatting en gewaarwording geeft is daaruit, omdat de hoedanigheid ervan daaruit is. Want zo wordt al het verkwikkelijke doorvat en gevoeld vanuit het minder verkwikkelijke en door het onverkwikkelijke; al het schone vanuit het minder schone en door het onschone; evenzo al het goede, dat van de liefde is, vanuit het minder goede en door het boze; en al het ware, dat van de wijsheid is, vanuit het minder ware en door het valse. In elke zaak moet, van het grootste tot het kleinste ervan, een verscheidenheid zijn en wanneer er verscheidenheid ook is in het tegenovergestelde ervan, van het kleinste tot het grootste, en het evenwicht optreedt, dan ontstaat een verhouding volgens de graden aan weerskanten, en de doorvatting en de gewaarwording van de zaak groeit of vermindert. Maar men moet weten dat het tegenovergestelde de doorvattingen en de gewaarwordingen wegneemt, en eveneens verhoogt; het neemt weg wanneer het zich vermengt en het verhoogt wanneer het zich niet vermengt. Daarom scheidt de Heer bij de mens nauwkeurig het goede en het boze opdat deze niet worden vermengd, zoals Hij de hemel en de hel scheidt.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl