Goddelijke Voorzienigheid #195

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 340  
  

195. Omdat nu de liefde van het leven haar eigen verkwikkelijke heeft en de wijsheid ervan haar eigen liefelijke, evenzo alle aandoening, die in haar wezen een ondergeschikte liefde is, afgeleid uit de liefde van het leven, zoals een beek uit haar bron, of zoals een tak uit zijn boom, of zoals een slagader uit haar hart, heeft daarom elke aandoening haar eigen verkwikkelijke en vandaar het doorvatten en het denken hun eigen liefelijke. Daaruit volgt dat die verkwikkingen en liefelijke dingen het leven van de mens maken. Wat is het leven zonder verkwikkingen en liefelijke dingen; het is niet iets bezields, maar onbezields; verminder die en u wordt koud of verstijfd; neem die weg en u zult de laatste adem uitblazen en sterven. Vanuit de verkwikkingen van de aandoeningen en vanuit de liefelijkheden van het doorvatten en het denken is de levenswarmte. Aangezien elke aandoening haar eigen verkwikking heeft en vandaar het denken haar eigen liefelijke, kan vaststaan vanwaar het goede en het ware is, voorts wat het goede en het ware in hun wezen zijn. Het goede is voor eenieder dat wat de verkwikking van zijn aandoening is en het ware dat wat het liefelijke van zijn denken daaruit is. Eenieder noemt immers dat het goede dat hij vanuit de liefde van zijn wil als verkwikking voelt en hij noemt dát het ware wat hij vanuit de wijsheid van zijn verstand als liefelijk daaruit doorvat. Zowel het ene als het andere vloeit van de liefde van het leven uit zoals het water uit een bron of zoals het bloed uit het hart. Het ene en het andere tezamen genomen is zoals een golf of een atmosfeer waarin het gehele menselijke gemoed is. Deze twee, het verkwikkelijke en het liefelijke, zijn in het gemoed geestelijk, in het lichaam echter zijn zij natuurlijk; beide staten maken het leven van de mens. Hieruit blijkt wat het bij de mens is dat het goede wordt genoemd en wat datgene wat het ware wordt genoemd. Voorts ook wat het bij de mens is dat het boze wordt genoemd en dat het valse wordt genoemd, namelijk dat datgene voor hem het boze is wat het verkwikkelijke van zijn aandoening vernietigt, en datgene het valse wat het liefelijke van zijn denken daaruit vernietigt, en dat van het boze vanuit zijn verkwikkelijke en van het valse vanuit zijn liefelijke kan worden gezegd en geloofd dat zij het goede en het ware zijn. De goede en de ware dingen zijn weliswaar veranderingen en variaties van de staat van de vormen van het gemoed, maar deze worden enig en alleen doorvat en leven enig en alleen door de verkwikkingen en de liefelijkheden ervan. Deze dingen werden aangevoerd opdat men zal weten wat de aandoening en het denken daaruit in hun leven zijn.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl