Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1059

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

1059. Dat de woorden ‘dit is het teken van het verbond, dat Ik opricht tussen Mij en tussen alle vlees, dat op de aarde is’ betekenen, dat de aanwijzing van de tegenwoordigheid van de Heer in de naastenliefde niet alleen bij de mens van de Kerk is, maar ook bij de mens buiten de Kerk, blijkt uit de betekenis van alle vlees, dat elk mens is en derhalve het gehele menselijke geslacht. Dat het het gehele menselijke geslacht is, zowel binnen als buiten de Kerk, blijkt niet alleen hieruit dat gezegd wordt alle vlees, maar ook uit het feit, dat hier niet, zoals eerder ‘levende ziel in alle vlees’ gezegd wordt, en nog duidelijker wordt het door de toevoeging ‘dat op de aarde is’. Dat de Heer bij hen, die buiten de Kerk zijn en heidenen genoemd worden, evenzeer in de naastenliefde tegenwoordig is, zie men eerder uiteengezet in de nrs. 932 en 1032; ja, zelfs is Hij daar nog meer tegenwoordig. De reden is, dat in hun verstandsdeel niet zo’n grote wolk is, als in het algemeen bij de zogenaamde christenen, want de heidenen kennen het Woord niet, noch weten zij wie de Heer is, dus weten zij niet, wat het ware van het geloof is; daarom kunnen zij ook niet tegen de Heer zijn en tegen het ware van het geloof, en vandaar is hun wolk niet tegen de Heer en tegen het ware van het geloof; een dergelijke wolk kan gemakkelijk uiteen gedreven worden, wanneer zij verlicht worden. Daarentegen is de wolk van de christenen tegen de Heer en tegen de waarheden van het geloof, en deze wolk is zo donker, dat het een duisternis is, en wanneer haat in de plaats van de naastenliefde heerst, is het een dikke duisternis; en nog groter is de duisternis bij hen, die de waarheden van het geloof ontwijden, hetgeen de heidenen niet kunnen doen, omdat zij in onwetendheid omtrent de waarheden van het geloof verkeren; niemand toch kan datgene ontwijden, waarvan hij de aard en het bestaan niet kent. Dit is de reden, waarom er meer uit de heidenen zalig worden, dan uit de christenen, hetgeen de Heer ook gezegd heeft bij, (Lukas 13:23, 28, 29, 30), en voorts dat hun kinderen allen tot het rijk van de Heer behoren, (Mattheüs 18:10, 14; 19:14; Lukas 18:16).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl