Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1054

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

1054. Dat de woorden ‘Ik zie hem’ betekenen dat hij van dien aard is dat hij kan worden wedergeboren, blijkt hieruit, dat ‘iemand zien’, wanneer het van de Heer wordt gezegd, wil zeggen: weten, van welke aard hij is; want de Heer kent allen van eeuwigheid aan, en behoeft niet te zien van welke aard iemand is. Wanneer de mens van dien aard is, dat hij wedergeboren kan worden, dan wordt er van de Heer gezegd, dat Hij iemand ziet; zoals er ook van Hem gezegd wordt, dat Hij het aangezicht over iemand verheft; wanneer de mens echter niet wedergeboren kan worden, dan wordt er niet gezegd dat de Heer ziet, en evenmin, dat Hij het aangezicht verheft, maar dan wordt er gezegd dat Hij de ogen of het aangezicht afwendt, hoewel het de Heer niet is, die zich afwendt, maar de mens. Dit is de reden, waarom, toen er tevoren van het gehele menselijke geslacht sprake was, waaronder er velen zijn die niet wedergeboren kunnen worden, niet gezegd werd ‘wanneer de boog zal gezien worden in de wolk’, (vers 14); met het zien is het bij de Heer evenzo gesteld als met het gedenken, dat in de innerlijke zin betekent zich erbarmen, waarover boven in de nrs. 840 en 1049 gehandeld is. Men zie wat eerder gezegd is in nummer 626.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl