4845. Totdat Sela, mijn zoon, opgegroeid is; dat dit betekent, als de tijd daar is, staat vast uit de betekenis van opgroeien, namelijk van die leeftijd zijn, dus als de tijd daar is; en uit de uitbeelding van de zoon Sela, namelijk het afgodische, waarover eerder in de nrs. 4825, 4826, dus de Joodse godsdienst, die naar verhouding afgodisch was, nr. 4825;
vandaar wordt met die woorden, ‘totdat Sela, mijn zoon, opgegroeid is’ aangeduid, als de tijd er zal zijn dat de Joodse godsdienst de innerlijke dingen of het geestelijke en de hemelse dingen van de uitbeeldende Kerk, welke Tamar is, kan aanvaarden, nrs. 4829, 4831, 4843.