Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4741

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4741. En zij trokken Jozef zijn rok uit; dat dit betekent dat zij de schijnbaarheden van het ware uiteensloegen en teniet deden, staat vast uit de betekenis van uittrekken, wanneer daarvan wordt gesproken met betrekking tot het Goddelijk Ware, dat hier Jozef is, namelijk uiteenslaan en tevens teniet doen; en uit de betekenis van de rok, omdat deze van verschillende kleuren was, te weten de schijnbaarheden van het ware, nr. 4677. Het uiteenslaan en teniet doen van de schijnbaarheden van het ware vindt plaats nadat het ware zelf verworpen is; het ware zelf immers blinkt vanuit zich in de gemoederen op en het verschijnt, hoezeer het ook mag worden uitgeblust, vooral bij hen die in het goede zijn; dit zien diegenen ook zeer goed die het ware bij zich teniet hebben gedaan, daarom trachten zij ook die schijnbaarheden uiteen te slaan en teniet te doen. Ter verduidelijking het volgende voorbeeld: wie ziet niet dat wel willen en wel doen het eigenlijke christelijke leven zelf is; en indien aan iemand wordt gezegd dat dit de naastenliefde is, kan hij niet anders dan het bevestigen; ja zelfs zullen zij die het bevestigen, zeggen dat zij weten wat dit is, omdat dit van het leven is; maar denken dat dit of dat waar is, ook vanuit het vertrouwen, zoals diegenen willen die in het afgescheiden geloof zijn, daarvan zullen zij zeggen dat zij niet weten wat het is; want zij kunnen daarvan geen ander begrip hebben dan zoals van een rook, die verdwijnt. Omdat het geloof-alleen en vandaar het vertrouwen zodanig verschijnt bij wie ook daarover ernstig nadenkt, vooral bij de goede mens, geven zij zich daarom ook alle moeite om die schijnbaarheden uiteen te slaan en teniet te doen, door zo, rondom, alles af te snijden wat ook maar van meer nabij daaraan raakt en alles wat in de omtrek is; dit wordt aangeduid door Jozef de rok uittrekken die op hem was. Deze zelfde mensen geloven ook dat diegenen wijzer zijn dan de overigen, die een eenmaal aangenomen dogma, hoedanig dat ook moge zijn, met verschillende dingen kunnen bevestigen en dat door verschillende redeneringen als waar laten voorkomen; maar dit behoort allerminst tot een wijze; dit kan wie dan ook die over enig vernuft beschikt en daarin zijn de bozen zelfs bedrevener dan de rechtschapen mensen; het behoort immers niet tot een redelijk mens om dit te doen; de redelijke mens immers kan zoals vanuit het hogere zien of het waar is wat bevestigd wordt, dan wel vals; en omdat hij dit ziet, acht hij de bevestigende dingen van het valse als niets en hij beschouwt ze bij zichzelf niet anders dan als beuzelingen en zinledigheden, hoezeer een ander ook gelooft dat zij uit de oefenschool van de wijsheid zelf zijn genomen; in één woord, niets behoort minder tot de wijze, ja zelfs, niets is minder redelijk dan valse dingen te kunnen bevestigen, want het behoort tot de wijze en het is redelijk om eerst te zien dat het het ware is en dat daarna te bevestigen; aangezien het ware zien, is zien vanuit het licht van de hemel, dat uit de Heer is, maar het valse is als het ware zien vanuit een dwaallicht, dat uit de hel is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl