Bij vluchtige lezing lijkt het verhaal aan het begin van Lucas hoofdstuk 9 niet veel verband te houden met de gebeurtenissen van het vorige hoofdstuk. Maar als je dieper kijkt, is dat wel het geval.
Aan het eind van Lucas hoofdstuk 8, toen het kleine meisje dat dood leek weer tot leven werd gewekt, gebood Jezus haar ouders haar iets te eten te geven. In de heilige geschriften gaat het geven van "iets te eten" over geestelijke voeding. Het verwijst niet alleen naar onderwijs, maar ook naar het elkaar geestelijk voeden met bemoedigende woorden die aansluiten bij de geestelijke waarheid. Voor zover wij dit voor elkaar doen, worden wij Gods discipelen en apostelen, die met Hem samenwerken in het verlossingswerk. Wij zijn "discipelen" wanneer wij in Zijn aanwezigheid zijn en uit Zijn Woord leren. En we zijn Zijn "apostelen" wanneer we worden uitgezonden om anderen te dienen, door onze woorden en daden.
Het is dan ook passend dat hoofdstuk 9 begint met Jezus die zijn twaalf discipelen bijeenroept en hen uitzendt om anderen te dienen:
"Toen Hij zijn twaalf discipelen bijeengeroepen had, gaf Hij hun macht en gezag over alle demonen en om ziekten te genezen. En Hij zond hen uit om het koninkrijk Gods te verkondigen en zieken te genezen" (Lucas 9:1-2).
In diepe zin vertegenwoordigt het samenkomen van de twaalf discipelen, alvorens hen als apostelen uit te zenden, een belangrijke stap in onze geestelijke ontwikkeling. Dit begint wanneer Jezus "zijn twaalf discipelen bij elkaar roept" in ons, wat die tijd in ons leven vertegenwoordigt waarin wij zaken van de geest dieper beginnen te begrijpen. Elke "discipel" vertegenwoordigt een essentieel geestelijk principe. Als wij deze beginselen in onze gedachten "verzamelen" en ernaar streven te zien hoe zij samenhangen en in verband staan met het grotere geheel, beginnen wij de verbanden tussen ideeën te zien, en ontwikkelen wij een scherper onderscheid tussen wat primair en wat secundair is. Daardoor kunnen we de waarheid die we geleerd hebben nuttiger toepassen in ons leven. 1
Nadat Hij de discipelen heeft verzameld, zendt Jezus hen uit als zijn apostelen en geeft hun specifieke instructies voor de reis. "Neem niets mee voor onderweg," zegt Hij tegen hen. Ze mogen geen staf, geen rugzak, geen brood, geen zilver, zelfs geen extra kleren meenemen. Elk woord heeft een geestelijke betekenis. Zij zullen geen "staf" nodig hebben, omdat zij alleen op de Heer zullen vertrouwen. Ze zullen geen "rugzak" nodig hebben om op te slaan wat ze geleerd hebben, want de Heer zal hun geven wat ze moeten zeggen. Zij zullen geen "brood" of "zilver" nodig hebben, omdat de Heer zal voorzien in alle goedheid ("brood") en alle waarheid ("zilver") die zij nodig hebben. En zij zullen geen extra tuniek nodig hebben, omdat zij met de waarheid van de Heer bekleed zullen zijn en niets extra's van zichzelf nodig zullen hebben.
In dit geval is minder meer. Wanneer er minder van zichzelf is, is er meer van God. 2
Het stof afschudden:
Jezus zegt dan tot hen: "En in welk huis jullie ook binnengaan, blijf daar, en ga vandaar uit. En zovelen u niet aannemen, wanneer gij uit die stad komt, schudt zelfs het stof van uw voeten af tot een getuigenis tegen hen" (Lucas 9:4-5). Een "huis" staat, zoals we al eerder zeiden, voor de menselijke geest. Het is de plaats waar we nadenken, onze opties overwegen en stilstaan bij de zaken die voor ons belangrijk zijn. Ons "huis" is dus ons geestelijk verblijf, onze "woonplaats".
Geestelijk gesproken heeft iedereen een woonplaats - een reeks overtuigingen over zichzelf, over anderen en over God. Daarom zullen sommige mensen de leer van de apostelen graag aanvaarden, terwijl anderen die zullen verwerpen. Dit van tevoren wetende, zegt Jezus hun dat als hun leer wordt afgewezen, de apostelen het huis moeten verlaten, de stad uit moeten gaan en "het stof van hun voeten moeten schudden".
In de heilige Schrift verwijst de term "stof" naar dingen die laag zijn en betrekking hebben op de wereld van de uiterlijke zintuigen. Net zoals stof zich op de aarde neerzet, is er een neiging om gericht te blijven op dingen die onze wereldse zintuigen bevredigen, zonder onze geest op te heffen naar hogere dingen. In de Hebreeuwse Geschriften wordt dit voorgesteld door de lage slang die Eva misleidde. Er staat geschreven: "Dus zei de Here God tegen de slang: "Omdat je dit gedaan hebt ... zul je stof eten al de dagen van je leven" (Genesis 3:14). 3
Jezus' instructie om "het stof af te schudden" is een goede raad, niet alleen voor de apostelen, maar voor ieder van ons. Op onze geestelijke reis, als we de waarheid leren kennen en die in ons leven toepassen, kunnen we soms merken dat we worden meegesleurd naar lagere dingen - die dingen die louter werelds en tijdelijk zijn. Dit is, geestelijk gezien, "het stof aan onze voeten". Of het stof nu komt door de negatieve invloed van anderen of de egoïstische gedachten die we hebben, Jezus zegt ons "het stof van onze voeten te schudden" en onze reis voort te zetten. 4
Dit is precies wat de apostelen doen. Zoals in het volgende vers staat: "En uittrekkende gingen zij de dorpen in, het evangelie verkondigende en overal genezende" (Lucas 9:6).
Voetnoten: