스웨덴보그의 저서에서

 

Echtelijke Liefde #230

해당 구절 연구하기

  
/ 535  
  

230. XXI. Dat de mens naar gelang van het ontbreken en het verliezen van de echtelijke liefde, tot de natuur van het dier nadert.

De reden hiervan is deze dat de mens voor zoveel als hij in de echtelijke liefde is, geestelijk is en hij voor zoveel als hij geestelijk is, mens is; de mens immers wordt geboren tot het leven na de dood en dit verwerft hij omdat hij een geestelijke ziel heeft en tot dit leven kan de mens worden verheven door het vermogen van zijn verstand; indien dan zijn wil krachtens het hem eveneens gegeven vermogen tegelijk wordt verheven, zo leeft hij na de dood het hemelse leven.

Het tegendeel is het geval indien hij in een aan de echtelijke liefde tegengestelde liefde is; want voor zoveel hij daarin is, is hij natuurlijk en de louter natuurlijke mens is aan het beest eender ten aanzien van de begeerten, de lusten en de verkwikkingen ervan; met alleen dit verschil dat hij het vermogen heeft om de wil te verheffen in de warmte van de hemelse liefde.

Deze vermogens worden van geen mens afgenomen; daarom is de louter natuurlijke mens, hoewel hij ten aanzien van zijn begeerten, lusten en verkwikkingen ervan, eender is aan het beest, en toch leeft na de dood, maar in een staat die met het tevoren geleide leven van hem overeenstemt.

Hieruit kan vaststaan dat de mens naar gelang van het ontbreken van de echtelijke liefde nadert tot de natuur van het dier.

Deze dingen schijnen voor tegenspraak vatbaar, omdat het ontbreken en het verliezen van de echtelijke liefde vóórkomen bij degenen die toch mensen zijn; maar bedoeld zijn hier degenen die de echtelijke liefde voor niets achten vanwege een liefde voor losbandigheid en zo in het ontbreken en het verlies ervan zijn.

  
/ 535  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

스웨덴보그의 저서에서

 

Echtelijke Liefde #250

해당 구절 연구하기

  
/ 535  
  

250. XIV. De vijfde van de uiterlijke oorzaken is de ongelijkheid van staat en stand in de uiterlijke en uitwendige dingen.

Er zijn verscheidene ongelijkheden van staat en stand die in de tijd van de samenwoning de vóór de bruiloft ingegane echtelijke liefde verscheuren; maar zij kunnen worden teruggebracht tot de ongelijkheden naar leeftijd, rang en welgesteldheid.

Dat de ongelijke leeftijden koude teweegbrengen in het huwelijk, zoals in een huwelijk van een oudere vrouw met een jongeman en van een jong meisje met een afgeleefde man, behoeft geen bevestiging.

Dat ongelijke rangen ook in huwelijken koude teweegbrengen, zoals die van een voorname man met een dienstmaagd en van een aanzienlijke dame met een knecht, wordt ook zonder bevestiging erkend.

Dat het eveneens zo gesteld is met de welgesteldheid, tenzij indien de gelijkheid van gemoed en zeden en de toevoeging van de een aan de neigingen en aan de aangeboren verlangens van de ander hen verbinden, is duidelijk.

Maar de wederzijdse bereidwilligheid van de een met als oorzaak de voorrang van staat en stand van de ander verbinden dezen niet dan alleen slaafs; maar deze verbinding is een koude verbinding; bij hen immers is het echtelijke niet van de geest en van het hart, maar slechts van mond en naam, waarop de lagere zich beroemt en waarover de hogere beschaamd bloost.

In de hemelen echter is er geen ongelijkheid van leeftijden, noch van rangen, noch van welgesteldheid.

Wat de leeftijden betreft, allen zijn daar in de bloei van de jeugd en daar blijven zij in tot in het eeuwige; wat de rangen betreft, beschouwen allen daar de anderen volgens de nutten die zij betrachten en zij die in stand meer uitblinken beschouwen de lageren als broeders; ook stellen zij hun waardigheid niet boven de uitnemendheid van de nutsbetrachting, maar stellen die er juist boven; en eveneens weten de maagden wanneer zij ter bruiloft worden gegeven, niet uit welk voorgeslacht zij zijn; niemand immers weet daar zijn vader op aarde, maar de Heer is Vader van allen.

Wat de welgesteldheid betreft eender; deze zijn daar de gaven van wijs zijn; volgens deze worden aan hen schatten gegeven in toereikende mate.

Hoe daar huwelijken worden ingegaan, zie nr. 229.

  
/ 535  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl