2. Maar dat het geheel zowel als het bijzondere, ja het meest bijzondere, tot de kleinste jota toe, geestelijke en hemelse dingen betekent en omhult, weet tot dusver de Christelijke wereld in de verste verte niet, om welke reden zij dan ook voor het Oude Testament weinig aandacht heeft Niettemin kan het hieruit alleen al blijken, dat het Woord – daar het van de Heer is en van de Heer komt - nooit zou kunnen bestaan, tenzij het innerlijk die dingen bevatte, welke van de hemel, de kerk en van het geloof zijn. Anders kon het niet het Woord van de Heer genoemd worden, evenmin zou gezegd kunnen worden, dat daarin enig leven is; want vanwaar zou het leven anders kunnen komen, dan uit de dingen die van het leven zijn, dat wil zeggen, daarvandaan dat het geheel zowel als elke bijzonderheid betrekking heeft op de Heer, Die het leven Zelf is. Iets dat innerlijk niet op Hem ziet, leeft dus niet, ja zelfs, een woord in het Woord, dat niet Hem onthult, of op haar wijze op Hem betrekking heeft, is niet goddelijk.

5502. 'And they trembled [turning] a man to his brother' means the dread shared by them all. This is clear from the meaning of 'trembling' as dread, and from the meaning of 'a man to his brother' as shared by all, as just above in 5498. The reason why fear is expressed by these two phrases, by 'their heart went out' and 'they trembled', is that one has reference to the will and the other to the understanding. For it is quite usual in the Word, especially in the prophetical part, for the same matter to be described twice, though with a change of words. Anyone unacquainted with the hidden reason for this may imagine that it is pointless repetition; but that is not the case. One expression has reference to good, the other to truth; and because good belongs in the will and truth in the understanding, one has reference at the same time to the will and the other to the understanding. The reason for this is that in the Word everything is holy, and this holiness comes from the heavenly marriage, which is the marriage of goodness and truth. This being so, heaven is present within the Word, and so too is the Lord, the All in all of heaven - present so fully that He is the Word. The Lord's two names Jesus Christ entail the same, the name Jesus entailing Divine Good and the name Christ Divine Truth, see 3004, 3005, 3008, 3009. From this it is also evident that the Lord is present in every part of the Word, present so fully that He is the Word itself. Regarding the marriage of goodness and truth, which is the heavenly marriage, in every detail of the Word, see 683, 793, 801, 2516, 2712, 5138. From this a further conclusion may be reached, that to live in expectation of heaven a person must have within him not only truth that is the truth of faith but also good that is the good of charity. Otherwise no heaven is present within him.