Dalle opere di Swedenborg

 

Ware Christelijke Religie #22

Studia questo passo

  
/ 853  
  

22. Dat God het Zelf, het Enige en het Eerste is, hetwelk Zijn en Bestaan in zichzelf wordt genoemd, vanuit hetwelk alle dingen zijn, die zijn en bestaan, kan de natuurlijke mens geenszins vanuit zijn rede te weten komen, want de natuurlijke mens kan vanuit zijn rede niets anders vatten dan dat, wat tot de natuur behoort, aangezien dit met zijn wezen strookt, want daarin ging van zijn kindertijd en jeugdjaren af niets anders binnen. Maar aangezien de mens geschapen werd om ook geestelijk te zijn, opdat hij na de dood zal leven en dan onder de geestelijken in hun wereld, heeft God in het Woord voorzien, waarin Hij niet alleen Zichzelf openbaarde, maar ook, dat er een hemel en een hel is, en dat in een van beide elk mens tot in het eeuwige leven zal, eenieder naar zijn leven en tevens naar zijn geloof. Ook heeft Hij in het Woord geopenbaard, dat Hij is ‘Ik Ben’, of het ‘Zijn’, en het ‘Zelf’ en het ‘Enige’, dat in zichzelf is en zo het Eerste of het Begin, van waaruit alle dingen zijn. Het is vanuit deze openbaring dat de natuurlijke mens zich boven de natuur, dus boven zichzelf kan verheffen, en dergelijke dingen zien als tot God behoren, maar toch als uit de verte. Hoewel God nabij elk mens is, want Hij is met Zijn Wezen in hem; en daar dit zo is, is Hij dicht bij hen, die Hem liefhebben; en diegenen hebben Hem lief die naar Zijn geboden leven en in Hem geloven; dezen zien Hem als het ware. Wat is het geloof anders dan het geestelijk gezicht, dat Hij is; en wat is een leven naar Zijn geboden anders dan de daadwerkelijke erkenning, dat de zaligheid en het eeuwige leven uit Hem is? Zij daarentegen, die geen geestelijk, maar een natuurlijk geloof hebben, dat louter een wetenschap is, en vandaar een dergelijk leven, zien weliswaar God, maar uit de verte, en dit alleen als zij over Hem spreken. Het onderscheid tussen dezen en eerdergenoemden is als tussen hen, die in het heldere licht staan en de mensen in hun nabijheid zien en hen aanraken, en hen, die in een dichte mist staan en dientengevolge niet kunnen onderscheiden, of het mensen dan wel bomen of rotsen zijn. Of als het verschil tussen hen die op een hoge berg staan, waar een stad ligt en heen en weer lopen en met hun stadgenoten spreken, en hen die vanuit deze berg neerzien en niet onderscheiden of dat wat zij zien, bomen, beesten of opgerichte standbeelden zijn. Ja zelfs is er een onderscheid als tussen hen die op een planeet staan en daar hun gelijken zien, en hen die op een andere planeet zijn met verrekijkers in de handen en daarheen turen en zeggen, dat zij daar mensen zien, terwijl zij niets anders dan land in het algemeen zien als maanglans en waterpartijen als vlekken. Een dergelijk onderscheid is er tussen God zien en de Goddelijke dingen, die uit Hem voortgaan, in hun gemoed, bij hen die het geloof en tevens in het leven van de naastenliefde zijn, en tussen hen die slechts in de wetenschap ten aanzien van deze dingen zijn, dus tussen de natuurlijke en de geestelijke mensen. Zij echter, die de Goddelijke heiligheid van het Woord loochenen en toch de dingen die tot de godsdienst behoren, als in een zak op de rug dragen, zien God niet, maar stoten alleen maar de klank ‘god’ uit, en verschillen daarin maar weinig van papegaaien.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

La Bibbia

 

Genesis 1:26-27

Studio

  

26 En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.

27 En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.