Dalle opere di Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #8540

Studia questo passo

  
/ 10837  
  

8540. En een omer is het tiende deel van een efa; dat dit de hoeveelheid van het goede betekent, toen, staat vast uit de betekenis van een omer, omdat die het tiende deel van een efa was, dus de voldoende hoeveelheid; met tien immers wordt het volle aangeduid, nr. 3107, vandaar met het tiende deel een voldoende hoeveelheid, nr. 8468; en uit de betekenis van de efa, namelijk het goede.

Dat de efa het goede is, komt omdat daarmee en met de omer droge dingen, die tot spijs van dienst waren, werden gemeten, zoals: tarwe, gerst, meelbloem; en met de stoffen die tot de voeding behoren, worden de goedheden aangeduid en met de bath en met de hin werden de vloeistoffen die tot drank dienden, gemeten; vandaar worden met deze maten waarheden aangeduid; de houder of bevatter neemt deze betekenis aan van de inhoud.

Dat de efa tot maat heeft gediend, blijkt uit deze plaatsen; bij Mozes: ‘Een efa der gerechtigheid en een hin der gerechtigheid zult gij hebben’, (Leviticus 19:36).

Bij Ezechiël: ‘De efa en de bath zullen één maat hebben, omdat de efa het tiende van een omer is’, (Ezechiël 45:11).

Bij dezelfde: ‘Weegschalen der gerechtigheid en een efa der gerechtigheid en een bath der gerechtigheid zult gij hebben’, (Ezechiël 45:10); evenzo voor een maat bij (Amos 8:5).

Dat de efa het goede is, blijkt uit die plaatsen waar over het spijsoffer wordt gehandeld, waarvoor meel of meelbloem met de efa werd afgemeten, zoals in (Leviticus 5:11; Numeri 5:15; 28:5; Ezechiël 45:24; 46:7,11); en het spijsoffer betekent het goede.

En eveneens bij Zacharia: ‘De engel die in mij sprak, zei tot mij: Hef, ik bid u, de ogen op, wat is dit dat uitgaat. En ik zei: Wat is dit. Hij zei: Dit is de efa, uitgaande. Verder zei hij: Dit is hun oog in het gehele land. En zie, een talent van lood werd opgeheven en er was tegelijk een vrouw, deze zittend in het midden van de efa. Verder zei hij: Deze is het boze en hij wierp haar in het midden van de efa en hij wierp een steen van lood op de mond ervan. En ik hief mijn ogen op en ik zag, toen zie, twee vrouwen uitgaande en wind was in haar vleugels; zij hadden een tweetal vleugels zoals de vleugels van een ooievaar; en zij hieven de efa op tussen de aarde en tussen de hemel; en ik zei tot de engel die in mij sprak: Waarheen brengen zij de efa; en hij zei tot mij: Om haar een huis te bouwen in het land Sinear; en het zal bereid worden en zij zal daar blijven op haar zetel’, (Zacharia 5:5-11).

Wat deze tekst betekent, kan nooit iemand weten tenzij uit de innerlijke zin en tenzij hij daaruit weet wat de efa is, wat de vrouw in het midden ervan, wat de steen van lood op de mond van de efa en verder wat Sinear.

Uit de afzonderlijke dingen, wanneer die zijn losgewikkeld, blijkt duidelijk dat de ontwijding wordt aangeduid die in die periode in de Kerk was, met de efa immers wordt het goede aangeduid, met de vrouw het boze, zoals daar openlijk wordt gezegd; met de steen van lood het valse van het boze dat toesluit; de steen is immers het uiterlijk en uitwendig ware en vandaar in de tegengestelde zin het valse, nrs. 643, 1298, 3720, 6426 en het lood is het boze, nr. 8298; dus wordt met de vrouw in het midden van de efa, op de mond waarvan de steen van lood was, aangeduid het boze in het door het valse toegesloten goede, wat hetzelfde is als het profane, want het profane is het boze dat verbonden is met het goede, nr. 6348; de twee vrouwen opheffende de efa tussen de hemel en de aarde, zijn de Kerken, nrs. 252, 253, door welk het profane werd verbannen; Sinear, waarheen de vrouw in de efa werd gevoerd, is de uiterlijke eredienst, waarin van binnen het profane is, nrs. 1183, 1292.

Vervolg over de geesten en de inwoners van de planeet Jupiter.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Dalle opere di Swedenborg

 

Arcana Coelestia #8685

Studia questo passo

  
/ 10837  
  

8685. 'That Moses sat to judge the people' means the arrangement, effected by God's truth, with those belonging to the spiritual Church in the state before their actions sprang from good. This is clear from the representation of 'Moses' as God's truth going forth directly from the Lord, dealt with in 7010, 7382; from the meaning of 'judging' as effecting an arrangement (the reason why 'judging' has this meaning here is that God's truth does not judge anyone, but flows in and arranges things for its own reception, and after it has been received judgement then takes place in accordance with the laws of order; this is what is meant by the Lord's judgement in Matthew 25:31-end; John 5:22, 26-27, 30; 9:39, as is clear from the Lord's words where He says that He judges no one, John 3:17-21; 7:24; 12:47-48); and from the representation of Israel, to whom 'the people' refers here, as those belonging to the spiritual Church, dealt with above in 8645. From all this it is evident that 'Moses sat to judge the people' means the arrangement, effected by God's truth going forth directly from the Lord, with those belonging to the spiritual Church.

[2] This is so in the state before their actions spring from good, as is clear from what follows. There are two states that the person who is being regenerated and coming to have the Church within him passes through. In the first state his actions spring from truth, in the second from good, regarding which states see 8516, 8539, 8643, 8648, 8658. In both states the person is led by the Lord, in the first however through direct influx, but in the second through influx both direct and indirect. Regarding the influx of goodness and truth from the Lord in direct and indirect ways, see 6472-6478, 6982, 6985, 6996, 7054-7058, 7270. Direct influx is represented by the situation in which Moses alone judged the people, and influx both direct and indirect by the situation in which the rulers of thousands, hundreds, fifties, and tens who had been chosen were themselves to judge small matters, and to refer large matters to Moses, spoken of further on. But these things are arcana which hardly anyone can understand unless he is enlightened by the Lord, and being enlightened has perception. Those kinds of influx and also the effects they produce can, it is true, be described. Nevertheless a person can have no proper understanding of them without perception from heaven; and perception from heaven comes only to those who have a love of truth springing from good, yet not even to them unless it is a love of truth springing from genuine good.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.