Dalle opere di Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4120

Studia questo passo

  
/ 10837  
  

4120. Dat Jakob gevlucht was; dat dit de scheiding betekent, staat vast uit de betekenis van vluchten, te weten gescheiden worden, waarover eerder in de nrs. 4113, 4114.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Dalle opere di Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4110

Studia questo passo

  
/ 10837  
  

4110. Laban was gegaan om zijn kudde van kleinvee te scheren; dat dit de staat van het nut en van het doel van het goede betekent, dat de kudde van Laban is, staat vast uit de betekenis van scheren, namelijk het nut, dus het doel, want het nut is het doel, waarover hierna; en uit de betekenis van de kudde van kleinvee, namelijk het goede, waarover de nrs. 343, 2566; daaruit blijkt dat de staat van het nut en van het doel wordt aangeduid, door gaan om te scheren. Nu wordt gehandeld over de scheiding van het goede als middel, te weten Laban, van het daaruit verworven goede, namelijk Jakob. Maar hoe het met de scheiding gesteld is, kan men ook niet weten dan aan de gezelschappen van de geesten die in dat goede zijn en uit wie dat goede bij de mens invloeit; daarover mag ik uit ondervinding het volgende meedelen: er zijn goede geesten, er zijn geesten van een middelklasse en er zijn boze geesten, die aan de mens worden toegevoegd, wanneer hij wordt wederverwekt, met als doel dat hij door hen wordt binnengeleid in de echte goede en ware dingen en wel door middel van engelen uit de Heer; maar het zijn zulke geesten of gezelschappen van geesten, die met degene die moet worden wederverwekt, niet samenstemmen dan alleen voor een bepaalde tijd; en daarom worden zij wanneer zij hun nut verricht hebben, gescheiden; hun scheiding vindt op verschillende wijze plaats en de scheiding van de goede geesten anders dan de scheiding van de geesten van de middelklasse en anders de scheiding van de boze geesten; de scheiding van de goede geesten vindt plaats zonder dat zij het weten; vanuit het welbehagen van de Heer weten zij dat het waar dan ook goed voor hen is, of waarheen zij ook door de Heer worden overgebracht; de scheiding van de geesten van de middelklasse echter vindt door verschillende middelen plaats, totdat zij zich in het vrije terugtrekken, want zij worden teruggebracht in de staat van hun goede, dus in de staat van het nut en vandaar van het doel, opdat zij daar hun verkwikking en hun gezegendheid gewaarworden; maar omdat zij in het vorige samenzijn behagen schepten, worden zij er enige malen naar teruggevoerd en weer enige malen uit teruggehaald, totdat zij het onverkwikkelijke gaan voelen er langer te vertoeven en dan trekken zij zich dus terug in het vrije. De boze geesten echter worden weliswaar ook in het vrije verwijderd, maar in een vrije dat aan hen als het vrije toeschijnt; zij worden toegevoegd opdat zij ontkennende dingen binnenbrengen die uiteen geslagen moeten worden, opdat de mens beter bevestigd zal worden in de ware en goede dingen; en wanneer de mens begint daarin bevestigd te worden, worden zij het onverkwikkelijke gewaar en het verkwikkelijke in de scheiding; op deze wijze worden zij vanuit het vrije dat van hun verkwikking is, gescheiden. Zo is het gesteld met de scheiding van de geesten bij de mens wanneer hij wordt wederverwekt en dus zo met de veranderingen van zijn staat ten aanzien van het goede en ware. Dat de kudde scheren wil zeggen nut doen, blijkt hieruit dat het scheren van de kudde in de innerlijke zin niets anders is dan het nut, want de wol komt daar vandaan. Dat het scheren van de kudde het nut is, blijkt ook uit het volgende bij Mozes:

‘Alle eerstverwekte welke in uw grootvee en in uw kleinvee geboren wordt, zult gij Jehovah uw God heiligen; gij zult geen werk doen; gij zult geen werk doen met het eerstverwekte van uw os en gij zult het eerstverwekte van uw kleinvee niet scheren; maar voor Jehovah uw God zult gij het jaar op jaar eten in de plaats welke Jehovah zal verkiezen’, (Deuteronomium 15:19, 20);

waar ‘het eerstverwekte van het kleinvee niet scheren’ wil zeggen, daaruit geen huiselijk nut trekken. Omdat het scheren van de kudde het nut betekende, behoorde het daarom toentertijd tot de aanzienlijke ambten en posten het kleinvee te scheren en bij het scheren aanwezig te zijn, zoals kan blijken uit Jehudah ‘dat hij zijn kleinvee schoor’, (Genesis 38:12, 13) en uit de zonen van David, in het Tweede Boek van Samuel:

‘Het geschiedde na twee jaren van dagen en er waren scheerders voor Absalom in Baäl-Hazor, hetwelk in Efraïm was; en Absalom riep al des konings zonen; en Absalom kwam tot de koning en hij zei: Zie, ik bid u, uw knecht heeft scheerders, dat, ik bid u, de koning ga, en zijn knechten met uw knecht’, (2 Samuël 13:23, 24).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl