3201. Vers 64, 65. En Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk en zij viel van de kameel af. En zij zei tot de knecht: Wie is die man, die daar in het veld ons tegemoet wandelt; en de knecht zei: Dat is mijn heer; en zij nam de sluier en bedekte zich. Rebekka hief haar ogen op en zij zag Izaäk, betekent de wederkerige aandacht van de aandoening van het ware; en zij viel van de kameel af, betekent haar scheiding van de wetenschappelijke dingen in de natuurlijke mens, tot de innerlijke gewaarwording van het redelijk goede; en zij zei tot de knecht, betekent het onderzoek door het Goddelijk Natuurlijke; wie is die man die daar in het veld ons tegemoet wandelt, betekent, ten aanzien van het redelijke, dat alleen in het goede was; en de knecht zei: Dat is mijn heer, betekent de erkenning; en zij nam de sluier en bedekte zich, betekent de schijnbaarheden van het ware.

5345. 'And Joseph stored up grain like the sand of the sea, very much' means a multiplication of truth derived from good. This is clear from the meaning here of 'storing up' as multiplying; from the meaning of 'grain' as truth present in will and action, dealt with in 5295, the multiplication of which, when likened to 'the sand of the sea', means that it is derived from good, in this case from the good of the celestial of the spiritual through the influx of this. For truth in the interior parts is multiplied from no other source than good. A multiplication of truth that does not spring from good is not a multiplication of truth, because it is not truth, no matter how much it looks in outward appearance like truth. It is like a lifeless statue; and because such truth is dead it comes nowhere near being truth. For if a person's truth is to be truth it must receive life from good, that is, through good from the Lord; and when it does receive life in that manner, that truth can be said in a spiritual sense to be multiplied. The fact that good is the only source which enables truth to be multiplied may be seen from the consideration that nothing can be multiplied except from something marriage-like. Truth cannot enter into marriage with anything else than good. If it does do so with anything else, that is not marriage but adultery. That which is a multiplication resulting from marriage is legitimate, and thus is truth; but that which is the result of adultery is not legitimate. It is spurious and thus is not truth.