2587. Dat de woorden ‘ter oorzake van het Woord van Sarah’ betekenen door het redelijke, zo het zich verbonden had, blijkt uit de uitbeelding van Sarah als zuster, namelijk het redelijke ware, waarover in nr. 2508. ‘Het woord van Sarah’ betekent al het tussenliggende, namelijk dat zij zuster werd genoemd, dat Abimelech haar wegnam, maar dat hij niet tot haar genaderd was; wat deze dingen verder betekenen, zal direct hierna worden gezegd.
Ezechiël 31:3-8
3
Zie, Assur was een ceder op den Libanon, schoon van takken, schaduwachtig van loof, en hoog van stam, en zijn top was tussen dichte takken.
4
De wateren maakten hem groot, de afgrond maakte hem hoog; die ging met zijn stromen rondom zijn planting, en zond zijn waterleidingen uit tot alle bomen des velds.
5
Daarom werd zijn stam hoger dan alle bomen des velds; en zijn takjes werden menigvuldig, en zijn scheuten lang, vanwege de grote wateren, als hij uitschoot.
6
Alle vogelen des hemels nestelden op zijn takjes, en alle dieren des velds teelden onder zijn scheuten; en alle grote volken zaten onder zijn schaduw.
7
Alzo was hij schoon in zijn grootheid en in de lengte zijner takken, omdat zijn wortel aan grote wateren was.
8
De cederen in Gods hof verduisterden hem niet, de dennebomen waren zijn takken niet gelijk, en de kastanjebomen waren niet gelijk zijn scheuten; geen boom in Gods hof was hem gelijk in zijn schoonheid.
Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2507
2507. Dat de woorden ‘tot Sarah zijn echtgenote’ het met het hemelse verbonden geestelijk ware betekenen, blijkt uit de betekenis van Sarah, de echtgenote, namelijk het aan het Goddelijk goede verbonden verstandelijk ware, of wat hetzelfde, het aan het hemelse verbonden geestelijk ware, waarover in de nrs. 1468, 1901, 2063, 2065, 2172, 2173, 2198. Wat het geestelijke en wat het hemelse is, werd eerder herhaaldelijk gezegd, men zie de nrs. 1155, 1577, 1824, 2048, 2088.
Datgene wordt hemels genoemd, wat tot het goede behoort, dat wil zeggen, tot de liefde tot de Heer en tot de liefde jegens de naaste; en geestelijk is, wat tot het ware behoort, dat wil zeggen, tot het daaruit voortvloeiende geloof.