Ware Christelijke Religie #732

Da Emanuel Swedenborg

Studia questo passo

  
/ 853  
  

732. Na enig overleg zei de eerste groep die in het noorden was: ‘De hemelse vreugde en de eeuwige gelukzaligheid zijn één met het leven zelf van de hemel. Vandaar treedt eenieder die de hemel binnengaat, ten aanzien van het leven in de feestelijkheden daarvan binnen, niet anders dan zoals hij, die op een bruiloft komt, in de feestelijkheden daarvan komt. Is de hemel voor onze blik niet boven ons, dus op een plaats? En daar, en nergens anders, is blijdschap en vrolijkheid. Daarheen wordt de mens naar alle gewaarwording van het gemoed en naar alle gevoel van zijn lichaam, ten gevolge van de volheid van de vreugden van die plaats gebracht, wanneer hij in de hemel wordt geleid. Vandaar is de hemelse gelukzaligheid, die ook eeuwig is, niets anders dan de toelating in de hemel, en wel een toelating uit goddelijke genade.’ Nadat dit gezegd was bracht de tweede groep uit het noorden de volgende uitspraak uit haar wijsheid voort: ‘De hemelse vreugde en de eeuwige gelukzaligheid zijn niets anders dan het meest onderhoudende samenzijn met de engelen, en de alleraangenaamste gesprekken met hen. Hierdoor worden de aangezichten voortdurend in een vrolijke uitdrukking gehouden en de monden van de hele groep in een bekoorlijk glimlachen naar aanleiding van de beminnelijke en geestige gesprekken. Wat zijn de hemelse vreugden anders dan de afwisselingen van dergelijke dingen tot in eeuwigheid?’ De derde groep, die de eerste van de wijzen uit de westelijke streek was, sprak vanuit de gedachten van haar aandoening, als volgt: ‘Wat is de hemelse vreugde en de eeuwige gelukzaligheid anders dan maaltijden houden met Abraham, Izaäk en Jakob, bij wie de tafels zijn gedekt met smakelijke en uitgezochte spijzen en voortreffelijke en edele wijnen. Na die maaltijden spelen en dansen daar meisjes en jongens op muziek van symfonieën en fluiten, met er tussendoor gezangen van de zoetste liederen. Tenslotte tegen de avond zijn er dan schouwspelen, en dan weer maaltijden, en zo elke dag tot in eeuwigheid.’ Na deze uitspraak gaf de vierde groep, die de tweede uit de westelijke streek was, haar mening: ‘Wij hebben verschillende voorstellingen gekoesterd over de hemelse vreugde en de eeuwige gelukzaligheid, en we hebben verschillende vreugden onderzocht en met elkaar vergeleken en we zijn tot de slotsom gekomen dat de hemelse vreugden paradijselijke vreugden zijn. Wat is de hemel anders dan een paradijs dat zich van het oosten naar het westen en van het zuiden naar het noorden uitstrekt, en waarin vruchtbomen en verrukkelijke bloemen zijn, en waarin in het midden de heerlijke ‘boom des levens’ staat. Rond deze boom zijn de gelukzaligen gezeten die heerlijk smakende vruchten eten en versierd zijn met kransen van bloemen met een allerzoetste geur. Deze bomen en bloemen worden onder de adem van een eeuwigdurende lente elke dag met oneindige verscheidenheid geboren en herboren, en door deze voortdurende bloei en door de bestendige lentetemperatuur kunnen de voortdurende hernieuwde gemoederen wel niet anders dan elke dag nieuwe vreugden in- en uitademen. Vandaar worden ze teruggebracht in de bloei van hun jeugd en daardoor in de oorspronkelijke staat waarin Adam en zijn echtgenote geschapen waren, en zo worden teruggebracht in hun paradijs, dat van de aarde naar de hemel is overgebracht. De vijfde groep, die de eerste was van de intelligente personen uit de zuidelijke streek, sprak als volgt: ‘De hemelse vreugden en de eeuwige gelukzaligheid zijn niets anders dan de verhevenste heerschappijen en de allerrijkste schatten die een meer dan koninklijke pracht en een meer dan luisterrijke glans ten toon spreiden. Dat de hemelse vreugden en het voortdurende genot ervan, wat de eeuwige gelukzaligheid is, deze zijn, hebben we duidelijk gezien aan hen in de vorige wereld die zich in het bezit daarvan verheugden. Bovendien ook hieruit, dat de gelukzaligen in de hemel met de Heer zullen regeren en koningen en vorsten zijn, aangezien zij de zonen zijn van Hem die de Koning der koningen en de Heer der Heren is. Zij zullen zitten op tronen en de engelen zullen hen dienen. De pracht van de hemel hebben we duidelijk hieruit gezien, dat het Nieuwe Jeruzalem, waardoor de heerlijkheid van de hemel beschreven wordt, poorten zal hebben die elk een parel zal zijn, en straten van zuiver goud, en op edelstenen gegrondveste muren. Bijgevolg heeft eenieder die in de hemel is opgenomen, zijn eigen paleis dat van goud en kostbaarheden is, en een heerschappij die in volgorde van de een op de ander zal overgaan. Daar wij weten dat aan zulke dingen vreugden zijn ingeboren en de zaligheid ingeplant is, en dat de beloften van God onverbrekelijk zijn, kunnen wij de gelukzaligste staat van het hemelse leven nergens anders vandaan afleiden.’ Hierna verhief de zesde groep, die de tweede was uit de zuidelijke streek, de stem: ‘De vreugde van de hemel en de eeuwige gelukzaligheid daarvan is niets anders dan de eeuwigdurende verheerlijking van God, een eeuwig voortdurend feest en de meest gezegende eredienst met gezang en gejubel. Dus, de bestendige verheffing van de harten tot God met het volle vertrouwen in de aanvaarding van de gebeden en lofprijzingen vanwege de goddelijke milddadigheid in hun zaligheid.’ Enigen uit de groep voegden daaraan toe dat deze verheerlijking gepaard zou gaan met prachtige verlichtingen, en de heerlijkste reukwerken en met luisterrijke processies. De hogepriester zou daarin vooraf gaan met een grote bazuin, gevolgd door bisschoppen en bekleders van grotere en kleinere waardigheden, en daarachter mannen met palmtakken en vrouwen met gouden beelden in de handen.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.