Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3111

Da Emanuel Swedenborg

Studia questo passo

  
/ 10837  
  

3111. Dat de woorden ‘geef het mij, ik bid u, te kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats voor ons, om te vernachten’ het onderzoek betekenen ten aanzien van het goede van de naastenliefde, blijkt uit de betekenis van de woorden ‘geef het mij, ik bid u, te kennen; is er ook’, namelijk het onderzoek. Uit de betekenis van het huis, namelijk het goede, waarover de nrs. 2048, 2233, 2331;

uit de betekenis van de vader hier, namelijk van Bethuël, namelijk het goede van de naastenliefde, zoals het bij de meer rechtschapen heidenen bestaat, waarover nr. 2865 – de eigenlijke oorsprong ook van de aandoening van het ware, die Rebekka uitbeeldt, was uit een dergelijk goede – en uit de betekenis van de plaats om te vernachten, te weten de staat van het verblijven, waarover hierna in nr. 3115.

Dat het onderzoek met betrekking tot de oorsprong van de aandoening van het ware ten aanzien van de onschuld en ten aanzien van het goede van de naastenliefde in de innerlijke zin wordt beschreven, komt omdat het ware, dat ingewijd moet worden in en verbonden met het goede, zijn eerste oorsprong aan geen andere bron ontleent, zoals blijken kan bij al diegenen bij wie het ware opgenomen wordt en aan het goede aangetrouwd. Diegenen binnen de Kerk die niet iets van onschuld en liefde jegens de naaste hebben, hoewel zij het ware nog zo goed weten en met de mond belijden, erkennen echter toch nooit met het hart. Buiten de Kerk onder de heidenen die tot het ware van het geloof geroepen worden of daarover in het andere leven onderricht worden, nemen het geen anderen op dan die in de onschuld zijn en onderling in wederkerige naastenliefde leven; want de onschuld en de naastenliefde maken de bodem, waarin de zaden van het ware kunnen wortel schieten en uitspruiten.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl