4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

7873. 'And on all the gods of Egypt I will make judgements' means their falsities which are to be damned. This is clear from the meaning of 'gods' as falsities, dealt with below; and from the meaning of 'making judgements' as being damned, for to judge or to make judgements is to point either to life or to death; a judgement that points to life means salvation, one that points to death means damnation. The term 'gods' is used many times in the Word. When angels are called such, truths are meant, see 4295, 4402, 7268, and therefore in the contrary sense 'the gods of the nations' means falsities, 4402, 4544. The reason why truths are referred to as 'gods' is that truth emanates from God Himself and is in itself of God. Consequently those who receive that truth are called 'gods'. Not that they are gods; rather, the truth with them is of God. This explains why in the original language God is referred to by the plural noun Elohim. God Himself is Divine Goodness, but what emanates from Him is Divine Truth which fills the whole of heaven. So then, because 'god' means truth, falsity is meant by that word in the contrary sense.