2. Maar dat het geheel zowel als het bijzondere, ja het meest bijzondere, tot de kleinste jota toe, geestelijke en hemelse dingen betekent en omhult, weet tot dusver de Christelijke wereld in de verste verte niet, om welke reden zij dan ook voor het Oude Testament weinig aandacht heeft Niettemin kan het hieruit alleen al blijken, dat het Woord – daar het van de Heer is en van de Heer komt - nooit zou kunnen bestaan, tenzij het innerlijk die dingen bevatte, welke van de hemel, de kerk en van het geloof zijn. Anders kon het niet het Woord van de Heer genoemd worden, evenmin zou gezegd kunnen worden, dat daarin enig leven is; want vanwaar zou het leven anders kunnen komen, dan uit de dingen die van het leven zijn, dat wil zeggen, daarvandaan dat het geheel zowel als elke bijzonderheid betrekking heeft op de Heer, Die het leven Zelf is. Iets dat innerlijk niet op Hem ziet, leeft dus niet, ja zelfs, een woord in het Woord, dat niet Hem onthult, of op haar wijze op Hem betrekking heeft, is niet goddelijk.

1885. Maar deze beide soorten van gezichten zijn buitengewoon en zij zijn mij alleen getoond met het doel, dat ik weten zou van welke aard zij zijn. Tot het op gewone wijzen geziene echter behoort alles wat men door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, in dit eerste deel vindt meegedeeld, en aan het begin van elk hoofdstuk werd geplaatst en ook erachteraan toegevoegd. Maar dit zijn geen gezichten, maar geziene dingen bij volledig wakker zijn van het lichaam en wel nu reeds sinds verscheidene jaren. Einde van hoofdstuk 15 -----

8867. 'You shall not have other gods before My face' means that there must be no thought about truths from any source other than the Lord. This is clear from the meaning of 'gods' as truths, and in the contrary sense as falsities, dealt with in 4402, 4544, 7268, 7873, 8301; and from the meaning of 'face', in a reference to God's face, as love, mercy, peace, and goodness, dealt with in 222, 223, 4311, 5585, thus the Lord Himself, since the Lord is the Source from which these spring. The reason why 'there must be no other gods before My face' means that there must be no thought about truths from any source other than the Lord is also that the Lord's Divine Human, meant by 'I am Jehovah your God', is mentioned first, which is therefore first in line and must reign universally in each individual truth that follows, 8864, 8865. Consequently the commandment now declares such things as are to be avoided because they are thoroughly destructive and prevent the Lord from reigning universally in each and every truth contained in the commandments and statutes that were dictated and commanded from Mount Sinai. The first thing that would be destructive is thought about truths from a source other than the Lord, which is meant in the words that prohibit the presence of other gods before the Lord's face. All other things which would destroy that truth reigning universally are contained in the prohibitions that follow in sequence - that they were not to make a graven image for themselves; that they were not to make any likeness of the things that were in the heavens, on the earth, and in the waters and that they were not to bow down to them, and not to serve them. And after these therefore comes the reiteration 'for I am Jehovah your God', meaning that the Lord must be in every single one.