1. Dat het Woord van het Oude Testament verborgenheden van de hemel bevat, en dat zowel het geheel als elke bijzonderheid daarvan op de Heer betrekking heeft, op Zijn hemel, op de Kerk, op het geloof en de dingen van het geloof, kan geen sterveling uit de letter opmaken. Uit de letter of uit de letterlijke zin ziet niemand iets anders, dan dat het in het algemeen gaat over de uiterlijke dingen van de Joodse Kerk, terwijl er overal een innerlijke zin is, dat nergens in het uiterlijke aan het licht komt, behalve dan het zeer weinige dat de Heer onthuld heeft en aan de apostelen heeft ontvouwd; zo bijvoorbeeld, dat de offeranden de Heer betekenen, het land Kanaän en Jeruzalem en ook het Paradijs, de hemel betekenen, waarom dan ook van het hemelse Kanaän en Jeruzalem gesproken wordt.
Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #254
254. Het Woord in de letter kan niet worden gevat dan door leer vanuit het Woord door een verlichte gemaakt. De zin van de letter ervan is aangepast aan de bevatting van ook de eenvoudiger mensen, en daarom zal de leer vanuit het Woord hun tot lamp zijn.
Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #265
265. Dat de man de rede betekent, blijkt uit het zesde vers van dit hoofdstuk, waar gezegd wordt dat de vrouw haar man met haar gegeven heeft en hij gegeten heeft, waarmee is aangeduid dat hij heeft toegestemd; en uit dat wat over de man in nr. 158 werd aangetoond, waar onder hem de wijze en verstandige werd verstaan, hier echter, daar wijsheid en inzicht door het eten van de boom der kennis verloren gingen, de rede, terwijl er niets anders meer over was, want de rede is een nabootsing van het inzicht, of iets wat er als het ware mee overeenkomt.