Over het Woord #9

Par Emanuel Swedenborg

Étudier ce passage

  
/ 26  
  

9. Degenen die pracht en eer in de wereld en ook in de hemel als doel hebben, voorts zij die rijkdom en gewin in de wereld beogen, en zij die de faam van geleerdheid nastreven, zien en vinden niets van het echte ware in het Woord.

24. Het werd mij gegeven te spreken met velen in de geestelijke wereld, die van zichzelf geloofden als sterren te zullen lichten aan de hemel, omdat zij, naar eigen zeggen, het Woord heilig hielden, dit meerdere keren doorlazen en verschillende dingen daaruit verzamelden, en die door de dogma's van hun geloof bevestigden, en vandaar in de wereld voor geleerd werden gehouden, en zelfs van zichzelf en anderen geloofden als Michaëls of Rafaëls te zullen zijn. Maar een aantal van hen werd onderzocht vanuit welke liefde zij zich op het Woord toelegden, en het werd bevonden dat enigen dit deden vanuit de zelfliefde, opdat zij groot in de wereld zouden verschijnen en als primaten in de kerk worden vereerd; sommigen om faam van geleerdheid te verwerven en aldus tot ereposten verheven worden, en weer anderen om rijkdom te winnen, en sommigen opdat zij geleerd zouden prediken. Tenslotte werd onderzocht of zij ook iets van het echte ware uit het Woord geleerd hadden, en werd bevonden dat zij in het geheel niets anders weten dan slechts datgene wat zich aan iedereen vanzelf voordoet in de letterlijke zin, en niets van het echte ware dat innerlijk voor de leer van dienst kon zijn. Dit kwam omdat zijzelf en de wereld de doelen waren, en niet de Heer en de hemel; en wanneer dat de doelen zijn, blijft de mens met zijn gemoed in zichzelf en in de wereld hangen, en denkt steeds vanuit zijn eigene, dat in dikke duisternis is over alle dingen die hemels zijn; want het eigene van de mensen is louter het boze en het valse daaruit. Daarom kan de mens die alleen zichzelf beschouwd en eer, faam of gewin nastreeft, bij het lezen van het Woord, niet uit de Heer worden weggeleid uit het eigene, en dus niet verheven worden in het hemels licht, en bijgevolg ook niet enige invloed uit de Heer door de hemel opnemen. Verscheidene van zulke mensen werden gezien, en ieder van hen begeerde met alle inspanning de hemel, en zij werden er ook toegelaten. Maar toen zij daar kwamen werden zij onderzocht of zij iets wisten van het ware dat bij de engelen is, maar zij wisten niets dan de naakte woorden van de letterlijke zin, en hadden geheel geen innerlijk verstand daarvan. Daarom verschenen zij in hun ogen ontdaan van klederen en als naakt, en zo werden zij neergelaten tot de lagere dingen. Sommigen van hen werden door het hemels licht beroofd van ieder verstandelijk inzicht, en kort daarop ook van het gezichtsvermogen, waarna zij bevangen werden door angst, en aldus werden zij tot de lagere dingen weggeleid, maar toch bleef bij hen de trots achter dat zij verdienste hadden. Dit is het lot van hen die zich wel op het Woord toeleggen, maar als doel hebben eer, faam en gewin. Geheel anders is het bij hen die zich op het Woord toeleggen vanuit de aandoening van het ware, of bij hen die tijdens het lezen van het Woord genoegen beleven aan het ware omdat het waar is. Zij hebben de liefde tot God en de liefde tot de naaste als doel, en voor zichzelf hebben zij het leven als doel. Dezen nemen allen, omdat zij het ware liefhebben, de invloed uit de Heer op, en zij zien en vinden de echte ware dingen in het Woord, want zij worden verlicht ten aanzien van het verstand, en in die verlichting doorvatten zij die waarheden, en na de dood worden zij in de hemel verheven, waar het ware in zijn licht is, en worden zij geestelijk, en tenslotte engelen.

  
/ 26  
  

Published by Swedenborg Boekhuis, in the Netherlands.