Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5979

Par Emanuel Swedenborg

Étudier ce passage

  
/ 10837  
  

5979. De mens die in het geloof is, gelooft dat er alleen maar engelen vanuit de hemel bij hem zijn en dat de duivelse geesten geheel en al van hem verwijderd zijn; maar ik kan verzekeren dat bij de mens die in de begeerten en de verkwikkingen van de liefde van zich en van de wereld is en deze ten doel heeft, zij zó dicht bij hem zijn dat zij in hem zijn en zowel zijn gedachten als zijn aandoeningen regeren; de engelen vanuit de hemel kunnen geenszins binnen de sfeer van zulke geesten zijn, maar zij zijn daarbuiten; daarom ook treden de engelen terug naarmate de helse geesten dichter nabij komen; maar toch treden de engelen vanuit de hemel nooit geheel en al van de mens terug; dan immers zou het met hem gedaan zijn; want indien hij zonder vergemeenschapping was met de hemel door de engelen, zou hij niet kunnen leven. Dat er helse geesten en hemelse engelen bij de mens zijn, is ook op een bepaalde wijze volgens de leer van het geloof van de christelijke Kerken; de leer immers dicteert dat al het goede uit God en dat het boze uit de duivel is; en de predikers bevestigen dit daarmee dat zij op de kansels bidden dat God hun gedachten en hun woorden zal regeren en dat zij zeggen dat in de rechtvaardiging alle dingen van het streven tot de kleinste toe uit God zijn; en verder dat de mens zich, wanneer hij goed leeft, door God laat leiden; en eveneens dat de engelen door God gezonden worden om de mens van dienst te zijn; en omgekeerd zeggen zij, wanneer de mens een of ander ontzaglijk kwaad heeft gedaan, dat hij zich door de duivel heeft laten leiden en dat een zodanig kwaad uit de hel is; zij zouden ook hebben gezegd dat geesten uit de hel invloeien in de innerlijke boze dingen die van de wil en van het denken zijn, indien zij deze boze dingen als zo groot erkend hadden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl