2789. Dat de woorden ‘en Abraham hief de ogen op en zag’ de gedachte en de schouwing uit het Goddelijke betekenen, blijkt uit de betekenis van de ogen, namelijk het inzicht, waarover in nr. 2701;
vandaar betekent de ogen opheffen, het inzicht verheffen, dus denken; en uit de betekenis van zien, namelijk een schouwing hebben uit het Goddelijke, daar het op de Heer betrekking heeft.