Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 2231

Од стране Емануел Сведенборг

Проучите овај одломак

  
/ 10837  
  

2231. Dat de woorden ‘daarom dat hij zijn zonen en zijn huis na hem zal bevelen, en zij zullen de weg van Jehovah bewaren, om te doen gerechtigheid en gericht’ betekenen, dat van Hem alle leer van de naastenliefde en van het geloof komt, kan blijken uit de betekenis van zoon, huis, weg, gerechtigheid en gericht, die in één samenvatting of in één zin samengebracht alle leer van de naastenliefde en van het geloof betekenen; want door de zonen worden allen aangeduid die in de waarheden zijn, door het huis allen die in de goedheden zijn, door de weg de leer waardoor zij onderwezen worden, welke leer ten aanzien van het goede wordt aangeduid door de gerechtigheid en ten aanzien van het ware door het gericht. De leer ten aanzien van het goede is de leer van de naastenliefde en de leer ten aanzien van het ware is de leer van het geloof; in het algemeen is er slechts één leer, namelijk de leer van de naastenliefde, want alle dingen van het geloof beogen de naastenliefde, zoals in nr. 2228 is gezegd. Tussen de naastenliefde en het geloof bestaat geen ander verschil dan hetgeen er is tussen het goede willen en het goede denken; wie het goede wil, die denkt ook het goede, dus is het een onderscheid als tussen wil en verstand. Zij die nadenken, weten dat iets anders is de wil en iets anders het verstand; in de geleerde wereld is dit ook bekend, en het treedt duidelijk aan de dag bij hen die boos willen en toch vanuit hun denken goed spreken. Hieruit kan eenieder duidelijk zien, dat iets anders is de wil en iets anders het verstand en dat zo dus het menselijk gemoed in twee delen is onderscheiden, die niet één uitmaken. De mens werd evenwel zo geschapen, dat deze beide delen een enkel gemoed zouden uitmaken en er ook geen ander onderscheid zou zijn als hetgeen er, vergelijkenderwijs gesproken, is tussen een vlam en het licht ervan. De liefde tot de Heer en de naastenliefde jegens de naaste zou zijn als een vlam en alle innerlijke gewaarwording en denken zou zijn als het licht daarvan, zodat de liefde en de naastenliefde het al van de innerlijke gewaarwording en van het denken, dat wil zeggen, in alles en in elke bijzonderheid zou zijn; de innerlijke gewaarwording of het denken ten aanzien van de hoedanigheid van de liefde en van de naastenliefde is het, wat geloof wordt genoemd; daar echter het menselijk geslacht aanving het boze te willen, de naaste te haten en wraaknemingen en wreedheden uit te voeren en wel in die mate dat het deel van het gemoed, dat de wil wordt genoemd, geheel en al te gronde werd gericht, begonnen zij een onderscheid te maken tussen naastenliefde en geloof en op het geloof alle leerstellingen te betrekken, die tot hun religie behoorden en deze met één woord het geloof te noemen; en tenslotte gingen zij zo ver dat zij zeiden, zalig te kunnen worden alleen door het geloof, waaronder zij hun leerstellingen verstonden, wanneer zij die slechts geloofden, hoe zij dan ook leven mochten. Zo werd dus de naastenliefde van het geloof gescheiden, wat dan echter niets anders is dan, vergelijkenderwijs gesproken, een soort van licht zonder vlam, van dien aard als het zonlicht in de wintertijd over het algemeen is, en wat in zo’n mate koud en ijzig is, dat de gewassen van de aarde verstijven en afsterven; terwijl daarentegen het geloof uit de naastenliefde is als het licht in de lente en de zomer, waardoor alles ontkiemt en bloeit. Dit kan men ook hieruit weten, dat de liefde en de naastenliefde een hemelse vlam is en dat het geloof het geestelijk licht daarvan is; op deze wijze vertonen zij zich ook waarneembaar en zichtbaar in het andere leven, want daar openbaart zich het hemelse van de Heer voor de engelen door een vlammende lichtglans als die van de zon en het geestelijke van de Heer door het licht daarvan, waardoor engelen en geesten ook worden aangedaan ten aanzien van hun innerlijke dingen overeenkomstig het leven van de liefde en de naastenliefde bij hen; vandaar de vreugden en de gelukzaligheden met de verscheidenheden ervan in het andere leven; hieruit kan blijken, hoe het ermee gesteld is, dat er gezegd wordt, dat het geloof-alleen zalig maakt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl