Das Obras de Swedenborg

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer # 249

Estudar Esta Passagem

  
/ 325  
  

249. Hoofdstuk 20. Over de Gewijde Schrift of het Woord.

De mens kan zonder onthulling vanuit het goddelijke, niets weten over het eeuwige leven, zelfs niet iets aangaande God, en nog minder aangaande de liefde en het geloof in Hem. Want de mens wordt geboren in louter onwetendheid, en daarna zal hij vanuit de wereldlijke dingen alles leren en zijn verstand vormen. Ook wordt hij vanwege overerving geboren in elk boze, hetgeen is vanuit de eigenliefde en de wereldliefde, en de verkwikkelijke dingen daaruit regeren voortdurend en suggereren dingen die lijnrecht indruisen tegen het goddelijke. Vandaar nu is het dat de mens niets over het eeuwige leven weet, en derhalve moet er noodzakelijk een onthulling zijn, waaruit hij het mag weten.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Das Obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8788

Estudar Esta Passagem

  
/ 10837  
  

8788. En heilig hen heden en morgen; dat dit de omsluiering van het innerlijke betekent, opdat zij in het heilige van het geloof verschijnen nu en daarna, staat vast uit de betekenis van heiligen, dus schikken opdat zij in het heilige ten aanzien van het uiterlijke verschijnen; en omdat dit plaatsvindt door de omsluiering van het innerlijke, wordt daarom dit ook onder heiligen verstaan; dat heden en morgen is nu en daarna, is duidelijk.

Hoe het hiermee is gesteld, zal in het kort worden gezegd.

De bij de Joden ingestelde Kerk was niet de Kerk ten aanzien van hen, maar was slechts het uitbeeldende van een Kerk; opdat immers de Kerk zal zijn, zal er bij de mens van de Kerk geloof in de Heer en eveneens liefde tot Hem zijn en ook liefde jegens de naaste; deze maken de Kerk.

Maar deze waren er niet bij het volk dat Jakob werd genoemd, want dit erkende ook de Heer niet; dus wilde het ook niet horen van het geloof in Hem, te minder van een liefde jegens Hem en zelfs niet van een liefde jegens de naaste; dit volk was immers in de zelfliefde en in de liefde van de wereld en deze liefden zijn geheel en al tegengesteld aan de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste; deze hoedanigheid was bij dit volk ingeworteld vanaf hun eerste voorouders.

Vandaar komt het, dat bij dit volk niet enige Kerk heeft kunnen worden geïnstaureerd, maar slechts die dingen die van de Kerk zijn, konden worden uitgebeeld.

Een Kerk wordt uitgebeeld wanneer de mens de eredienst in de uiterlijke en uitwendige zaken stelt, maar wel in zulke die met de hemelse dingen overeenstemmen; dan worden door de uiterlijke en uitwendige dingen de innerlijke uitgebeeld en de innerlijke zijn zichtbaar in de hemel, waarmee er dan verbinding is.

Opdat dus het Israëlitische volk zou kunnen uitbeelden, werd hun innerlijk, daar zij zonder geloof en de liefde van de hemel waren, omsluierd; zo hebben de uiterlijke dingen met de geesten en door die met de engelen vergemeenschapt kunnen worden, zonder de innerlijke dingen; en daarom zouden, indien deze innerlijke niet waren omsluierd eveneens deze innerlijke zichtbaar zijn geweest en dan zou het uitbeeldende zijn vergaan, omdat schandelijke zaken uitgebarsten en tevoorschijn zouden zijn gekomen en besmet zouden hebben.

Dat volk kon meer dan de overige volken zo omsluierd worden, omdat het meer dan de andere uiterlijke zaken aanbad en daarin het heilige, ja zelfs het Goddelijke stelde.

Hieruit kan vaststaan wat er wordt verstaan onder heiligen, namelijk dat het de omsluiering van de innerlijke dingen is, opdat zij in het heilige van het geloof verschijnen, maar niet voor henzelf, maar voor de engelen bij hen; zie wat eerder over dit vol is getoond en over de instelling van de Kerk bij dit volk, nrs. 4208, 4281, 4288, 4289, 4293, 4307, 4314, 4316, 4317, 4429, 4433, 4444, 4459, 4844, 4847, 4865, 4899, 4911, 4912, 4500, 7048, 7051, 8588.

Dat de heiligingen bij hen niets anders zijn geweest dan schijnbaarheden van het heilige in de uiterlijke zaken en toch zonder enig heilige bij hen, kan vaststaan uit de riten waardoor zij werden geheiligd, namelijk door de slachtoffers, door de wassingen, door de sprenkelingen van bloed, door de zalvingen, die niet in het minst de innerlijke dingen raken.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl