A Bíblia

 

Genesis 15

Estude

   

1 Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.

2 Toen zeide Abram: Heere, Heere! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer?

3 Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!

4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.

5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!

6 En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.

7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.

8 En hij zeide: Heere, Heere! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?

9 En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif.

10 En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde hij niet.

11 En het wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg het weg.

12 En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem.

13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.

14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have.

15 En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden.

16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.

17 En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging.

18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath:

19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet,

20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,

21 En den Amoriet, en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

   

Das Obras de Swedenborg

 

Arcana Coelestia # 1783

Estudar Esta Passagem

  
/ 10837  
  

1783. THE INTERNAL SENSE

As stated already, the narratives contained here draw on true history; that is to say, Jehovah did in fact speak to Abram as described; the land of Canaan was promised to him as an inheritance; he was in fact commanded as described to arrange a heifer, she-goat, ram, turtle dove and fledgling; birds of prey came down on the carcasses; a deep sleep came over him, and in that sleep a horror of darkness; and when the sun had set he did in fact see what looked like a smoking furnace with a flaming torch passing between the parts; besides all the other details mentioned. These events are historically true, but even so every single one, down to the smallest event that took place, is representative; and the actual words used to describe those events, down to the smallest part of a letter, carry a spiritual meaning, that is, every single detail has an internal sense within it. For every single detail in the Word is inspired, and being inspired cannot derive from other than a heavenly origin; that is, celestial and spiritual things lie concealed in its inner recesses. If this were not so it could not possibly be the Word of the Lord.

[2] These are the things which the internal sense contains. When this sense lies open to view the sense of the letter passes out of sight, as though it did not exist, as also conversely when attention is paid solely to the historical sense, or sense of the letter, the internal sense passes out of sight, as though it did not exist. The relationship of the two senses is like that of heavenly light to the light of the world, and conversely like that of the light of the world to heavenly light. When heavenly light is seen, the light of the world is like thick darkness, as I have been made to know from experience. But when anyone is in the light of the world, heavenly light, if it is seen, would be like thick darkness. It is similar with human minds: to the person who limits everything to human wisdom, or worldly knowledge, heavenly wisdom is seen as something obscure and blank; but to one who possesses heavenly wisdom, human wisdom is like something totally obscure which, unless it had heavenly rays of light within it, would be as thick darkness.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.