Ware Christelijke Religie # 98

Por Emanuel Swedenborg

Estudar Esta Passagem

  
/ 853  
  

98. Dat de Vader en de Zoon, dat wil zeggen, het Goddelijke en het Menselijke, in de Heer verenigd zijn als ziel en lichaam, maakt weliswaar deel uit van het geloof van de huidige Kerk, en volgt ook uit het Woord, maar toch zijn er nauwelijks vijf op de honderd of vijftig op de duizend, die dit weten. De oorzaak hiervan is gelegen in de leer van de rechtvaardigmaking door het geloof-alleen, waarop zich het merendeel van de geestelijkheid, die naar de roem van de geleerdheid ter wille van eerbewijzen en van rijkdommen streeft, zich met alle ijver toelegt, zodat deze leer heden ten dage elk vezeltje van hun hele gemoed meesleurt en inneemt. En aangezien deze leer net als de wijngeest, die alcohol wordt genoemd, hun gedachten benevelt, daarom zien zij als beschonkenen dit allerwezenlijkste van de Kerk niet, dat Jehovah God neerdaalde en het Menselijke aannam, terwijl er toch enig en alleen door deze vereniging voor de mens verbinding met God mogelijk is, en door de verbinding behoud. Dat het heil van de kennis en van de erkenning van God afhangt, kan eenieder duidelijk zijn die bedenkt dat God het al in alle dingen van de hemel is, en vandaar het al van alle dingen van de Kerk en dus het al in alle dingen van de theologie. Maar eerst zal hier worden aangetoond, dat de vereniging van de Vader en de Zoon, of van het Goddelijke en het Menselijke in de Heer, is zoals de vereniging van lichaam en ziel, en daarna dat deze vereniging wederkerig is. Een vereniging zoals die van lichaam en ziel is vastgesteld in de geloofsbelijdenis van Athanasius, die in de gehele christelijke wereld als de leer met betrekking tot God werd aangenomen; men leest daar het volgende: ‘Onze Heer Jezus Christus is God en Mens; en hoewel Hij God en Mens is, zijn er nochtans niet twee, maar is er één Christus. Hij is één aangezien het Goddelijke het Menselijke tot zich heeft genomen; ja zelfs is Hij geheel en al één, en is Hij één Persoon, want zoals ziel en lichaam één mens zijn, evenzo is God en Mens één Christus’. Maar men verstaat hieronder, dat een dergelijke vereniging bestaat tussen de Zoon van God van eeuwigheid aan en de in de tijd geboren Zoon; aangezien God echter één en niet drie is, zo stemt deze leer – wanneer men onder deze vereniging die met de éne God van eeuwigheid aan verstaat – samen met het Woord. In het Woord leest men het volgende:

‘dat Hij ontvangen was uit Jehovah de Vader’, (Lucas 1:34-35);

daaruit had Hij de ziel en het leven; daarom zegt Hij, dat ‘Hij en de Vader één zijn’, Johannes 10:30);

‘dat wie Hem ziet en kent, de Vader ziet en kent’, (Johannes 14:9);

‘Indien gij Mij kendet, zo zoudt gij ook Mijn Vader kennen’, (Johannes 8:19);

‘Wie Mij opneemt, die neemt Hem op, die Mij gezonden heeft’, (Johannes 13:20);

‘dat Hij in de schoot van de Vader is’, (Johannes 1:18);

‘dat al wat de Vader heeft, het Zijne is’, (Johannes 16:15);

‘dat Hij Vader der eeuwigheid wordt genoemd’, (Jesaja 9:5);

‘dat Hij vandaar macht heeft over alle vlees’, (Johannes 17:2);

‘en alle macht in de hemel en op aarde’, (Mattheüs 28:18). Uit deze en tal van andere plaatsen in het Woord kan men duidelijk zien, dat de vereniging van de Vader en Hem is als die van ziel en lichaam; daarom wordt Hij ook in het Oude Testament vaak Jehovah, Jehovah Zebaoth, en Jehovah de Verlosser genoemd (men zie boven nr. 83).

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.