Ware Christelijke Religie # 40

Por Emanuel Swedenborg

Estudar Esta Passagem

  
/ 853  
  

40. Men leest ook bij Johannes:

‘Gelijk de Vader het Leven heeft in Zichzelf, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven, het Leven te hebben in Zichzelf’, (Johannes 5:26).

Hieronder wordt verstaan, dat gelijk het Goddelijke zelf, dat was van eeuwigheid aan, in Zichzelf leeft, zo ook het Menselijke, dat het in de tijd had aangenomen, in Zichzelf leeft. Het Leven in zichzelf is het eigenlijke en enige leven, waaruit alle engelen en mensen leven. De menselijke rede kan dit zien aan het licht dat vanuit de zon van de natuurlijke wereld voortgaat, namelijk dat het niet kan worden geschapen, maar dat vormen werden geschapen die het opnemen; want de ogen zijn de opnemende vormen ervan, en het licht dat uit de zon invloeit, maakt dat zij zien. Evenzo is het gesteld met het leven, dat zoals gezegd is, het vanuit de Zon van de geestelijke wereld voortgaande licht is, namelijk dat het niet geschapen kan worden, maar dat het voortdurend invloeit, en dat het, zoals het het verstand van de mensen verlicht, het evenzo ook levend maakt; bijgevolg dat, aangezien licht, leven en wijsheid één zijn, de wijsheid niet geschapen kan worden, en evenzo ook niet het geloof, noch het ware noch de liefde, noch de naastenliefde noch het goede, maar dat de vormen geschapen werden die hen opnemen. Deze vormen zijn de gemoederen van engelen en mensen. Laat daarom eenieder zich wachten voor de zelfoverreding dat hij uit zichzelf leeft, en ook dat hij uit zichzelf wijs is, gelooft, liefheeft, het ware gewaarwordt, en het goede wil en doet; want voorzoveel iemand zichzelf deze dingen wijsmaakt, werpt hij zijn gemoed uit de hemel op de aarde neer, en van geestelijk wordt hij natuurlijk, zinnelijk en lichamelijk, want hij sluit de hogere gebieden van zijn gemoed. Vandaar wordt hij blind ten aanzien van alle dingen, die God, de hemel en de Kerk betreffen, en dan is alles wat hij over deze dingen mag denken, redeneren en spreken slechts onzinnigheid omdat hij zich in duisternis bevindt; maar toch neemt hij dan tegelijkertijd de zekerheid aan dat deze dingen tot de wijsheid behoren. Want wanneer de hogere gebieden van het gemoed, daar waar het licht van het leven woont, gesloten zijn, opent zich het gebied van het gemoed daar beneden, waarin alleen het schijnsel van de wereld wordt toegelaten. Dit schijnsel is, wanneer het van het licht van de hogere gebieden is gescheiden, een dwaallicht, waarin valsheden als waarheden en waarheden als valsheden verschijnen, en redenering uit valsheden als wijsheid en redenering uit waarheden als waanzin; en dan gelooft zo iemand de scherpe blik van een arend te hebben, terwijl hij de dingen die van de wijsheid zijn, niet beter ziet dan een vleermuis bij daglicht.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.