223. Omdat het aangezicht van de Heer barmhartigheid, vrede en al het goede is, volgt hieruit, dat Hij niemand ooit anders aanziet dan uit barmhartigheid; en dat Hij nooit van iemand het aangezicht afwendt, maar dat het de mens is die, wanneer hij in het kwade is, zijn gelaat afkeert, zoals het van de Heer door Jesaja gezegd wordt:
‘Maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort’, (Jesaja 59:2). Hier evenzo, dat zij zich verborgen hebben voor het aangezicht van Jehovah, omdat zij naakt waren.