De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4985

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

4985. En Jozef was schoon van vorm; dat dit het goede van het leven daaruit betekent, en schoon van aanzien, dat dit het ware van het geloof daaruit betekent, staat vast uit de betekenis van schoon van vorm en schoon van aanzien; de vorm immers is het wezen van de zaak, het aanzien echter is het bestaan daaruit; en omdat het goede het wezen zelf is en het ware het bestaan daaruit, wordt met schoon van vorm het goede van het leven aangeduid en met schoon van aanzien het ware van het geloof; want het goede van het leven is het ‘Zijn’ zelf van de mens, omdat het van zijn wil is en het ware van het geloof is het ‘Bestaan’ daaruit, omdat dit van het verstand is; alles immers wat van het verstand is, ontstaat vanuit de wil; het Zijn van het leven van de mens is in zijn willen en het Bestaan van zijn leven is in zijn verstaan; het verstand van de mens is niets anders dan de wil die zich ontplooit en zo gevormd dat hij zal verschijnen als hij van aanzien is. Daaruit blijkt vanwaar de schoonheid, namelijk die van de innerlijke mens is, namelijk dat zij is vanuit het goede van de wil door het ware van het geloof; het ware zelf van het geloof vertoont de schoonheid in de uiterlijke vorm, maar het goede van de wil boezemt haar in en vormt haar. Vandaar komt het dat de hemelse engelen van onuitsprekelijke schoonheid zijn; zij zijn immers als het ware liefden en naastenliefden in vorm en daarom doen zij de binnenste dingen aan, wanneer zij in hun schoonheid verschijnen; bij hen blinkt het goede van de liefde uit de Heer op door het ware van het geloof en doet aan terwijl het doordringt. Daaruit kan vaststaan wat in de innerlijke zin met schoon van vorm en schoon van aanzien wordt aangeduid, zoals eveneens in nr. 3821.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4745

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

4745. En zij zetten zich neder om brood te eten; dat dit de toe-eigening van het boze vanuit het valse betekent, staat vast uit de betekenis van eten, namelijk de toe-eigening, nrs. 3168, 3513, 3596, 3832;

en uit de betekenis van brood, namelijk het goede van de liefde, nrs. 276, 680, 2165, 2177, 3464, 3478, 3735, 3813, 4211, 4217, 4735; eveneens in het algemeen alle spijs, nr. 2165; hier betekent het brood echter het tegendeel, namelijk het boze; het is immers bekend dat degenen die onwaardig het brood eten in het Heilig Avondmaal, zich niet het goede toe-eigenen, maar het boze; daaruit blijkt dat met brood eten in de tegenovergestelde zin de toe-eigening van het boze wordt aangeduid.

Bij de Ouden was het in gebruik dat zij, wanneer zij iets gedenkwaardigs hadden uitgevaardigd dat door de overigen was bevestigd, dan met elkaar aten; waarmee werd aangeduid dat zij dit hadden goedgekeurd, en zo dus dat zij het zich hadden toegeëigend, zoals bij Ezechiël:

‘Ziet, de vorsten Israëls. Eenieder naar zijn arm, zijn in u geweest en zij hebben bloed vergoten; mannen van laster zijn in u geweest om bloed te vergieten en tot de bergen hebben zij gegeten in u’, (Ezechiël 22:6, 9). Bovendien moet men weten dat er twee oorsprongen zijn van het boze in het algemeen, de ene vanuit het leven en de andere vanuit de leer; dat wat vanuit de leer van het valse is, wordt het boze vanuit het valse genoemd; dit boze wordt hier verstaan.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3735

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

3735. Dat de woorden ‘en een kleed om aan te trekken’ de verbinding met het Goddelijk Ware betekenen, blijkt uit de betekenis van het kleed, namelijk het ware, nrs. 1073, 2576; hier het Goddelijk Ware, aangezien over de Heer wordt gehandeld; en uit de betekenis van aantrekken, namelijk daaraan toegeëigend en daarmee verbonden worden. Van welke aard de innerlijke zin van het Woord is, kan hieruit en uit de overige dingen blijken, namelijk dat wanneer in de zin van de letter gehandeld wordt over brood en over een kleed en ook waar deze in historisch verband worden genoemd, zoals hier ‘wanneer God mij brood gegeven zal hebben om te eten en een kleed om aan te trekken’ de engelen, die dan bij de mens zijn, in het geheel niet over brood denken maar over het goede van de liefde en in de hoogste zin over het Goddelijk Goede van de Heer; noch over een kleed, maar over het ware en in de hoogste zin over het Goddelijk Ware van de Heer. Dergelijke dingen, als in de letterlijke zin voorkomen, zijn voor hen slechts voorwerpen om te denken over hemelse en Goddelijke dingen, want dergelijk dingen zijn de vaten die zich in het laatste van de orde bevinden. Dus wanneer de mens, wanneer hij in een heilige staat is, over het brood denkt, zoals bijvoorbeeld over het brood in het Heilig Avondmaal of over het dagelijks brood in het Gebed van de Heer, dan dient deze gedachte die de mens over het brood heeft, de engelen die bij de mens zijn, als een voorwerp om over het goede van de liefde te denken, dat van de Heer uitgaat, want de engelen vatten in het geheel niet de gedachte van de mens over het brood, maar in plaats daarvan hebben zij een gedachte over het goede, want van dien aard is de overeenstemming. Evenzo wanneer de mens die in het heilige is, over kleding denkt, is de gedachte van de engelen op het ware gericht en zo is het dus gesteld met alle overige dingen die in het Woord zijn. Hieruit kan blijken van welke aard de verbinding van de hemel en de aarde is door het Woord, namelijk zodanig, dat de mens, die het Woord heilig leest, door dergelijke overeenstemmingen nauw verbonden is met de hemel en door de hemel met de Heer, hoewel de mens alleen in de gedachte is over die dingen in het Woord, die in de zin van de letter ervan zijn. Het heilige zelf dat dan bij de mens is, komt voort uit de invloeiing van de hemelse en geestelijke gedachten en aandoeningen, zoals deze bij de engelen van dien aard zijn. Opdat er zo’n invloeiing zijn zou en vandaar verbinding van de mens met de Heer, werd door de Heer het Heilig Avondmaal ingesteld, waar openlijk wordt gezegd, dat het brood en de wijn de Heer is; want het lichaam van de Heer betekent Zijn Goddelijke Liefde en de wederkerige liefde bij de mens, zoals de liefde is bij de hemelse engelen; en het bloed, betekent eveneens Zijn Goddelijke Liefde en de wederkerige liefde bij de mens, maar zoals de liefde is bij de geestelijke engelen. Hieruit blijkt duidelijk hoeveel Goddelijks er in elk van de dingen van het Woord gelegen is, hoewel de mens niet weet, wat het is en van welke aard het is. Maar zij die in het leven van het goede waren toen zij in de wereld leefden, komen na het overlijden in de erkentenissen en in de innerlijke gewaarwording van al deze dingen, want dan leggen zij de aardse en wereldse dingen af en trekken de hemelse dingen aan en zijn dan evenzo in de geestelijke en hemelse voorstelling waarin de engelen zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl