De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #8924

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

8924. Vreest niet, omdat deswege dat Hij u zal verzoeken, God is gekomen; dat betekent dat het leven van de hemel niet zal vergaan, alleen is het dat men zal weten dat het er is en hoedanig het is, staat vast uit de betekenis van niet vrezen, namelijk dat zij zouden sterven, ten aanzien van het leven van de hemel, nr. 8922; en uit de betekenis van u verzoeken, namelijk leren dat het leven van de hemel er is en hoedanig het is.

Dat dit met verzoeken wordt aangeduid, komt omdat alle geestelijke verzoeking zulke dingen bij de mens leert en bevestigt; want verzoekingen zijn er daarom opdat het geloof van het ware en de aandoening van het ware en daarna de aandoening van het goede zal worden ingeplant en ingeworteld en de mens dan het nieuwe leven, dus het leven van de hemel, zal ontvangen.

Verzoekingen immers zijn worstelingen met het boze en het valse; wanneer de mens daarin overwint, is hij bevestigd; want hij strijdt vanuit het ware en voor het ware tegen het valse en het boze; dat hij vanuit het ware en voor de ware dingen strijdt, voelt de mens dan niet, omdat de waarheden in de innerlijke dingen zijn en daarom komen die niet duidelijk tot de zin, die van het uiterlijke is; maar dat het vanuit die en voor die is, is hieruit duidelijk dat er strijd is en daarna de overwinning, die niet kan bestaan dan alleen door de botsingen van tegenstellingen tegen elkaar; de tegenstellingen zijn het boze en het goede en het valse en het ware.

Maar men moet weten, dat niet de mens strijdt, maar de Heer voor de mens en wel tegen de hellen die dan daarnaar streven de mens aan te vallen en te onderwerpen, nrs. 840, 1661, 1692, 8159, 8168, 8172, 8175, 8176.

Hieruit blijkt dat met vreest niet, omdat deswege dat Hij u zal verzoeken, God is gekomen, wordt aangeduid dat men niet moet vrezen dat het leven van de hemel zal vergaan, maar dat dit plaatsvindt opdat zij worden onderricht en weten dat het leven van de hemel er is en ook hoedanig het is; maar over de verzoekingen, zie de nummers waarin deze dingen eerder zijn gezegd en getoond, nrs. 2272, 2768, 3318, 3927, 3928, 4249, 4299, 4341, 4572, 5036, 6246, 5356, 6144, 6574, 6611, 6657, 6663, 6666, 6829, 8131, 8273, 8351, 8367, 8370, 8403, 8567.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4249

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

4249. En Jakob vreesde zeer en hem was bange; dat dit de staat betekent wanneer deze veranderd wordt, staat vast hieruit, dat de vrees en de angst het eerste van de verzoekingen is en dat die voorafgaan wanneer de staat wordt omgekeerd of veranderd. De verborgenheden die hierin nog verder verborgen liggen, namelijk dat Ezau Jakob tegemoet ging met vierhonderd mannen en dat Jakob vandaar vrees en angst had, kunnen niet licht begrijpelijk worden uiteengezet, want zij zijn te innerlijk; dit alleen mag worden vermeld: wanneer het goede de eerste plaats neemt en de ware dingen aan zich ondergeschikt maakt, wat gebeurt wanneer de mens geestelijke verzoekingen ondergaat, dan heeft het goede dat vanuit het innerlijke invloeit, zeer vele ware dingen met zich die bij de mens verborgen zijn in zijn innerlijke mens; deze kunnen niet tot zijn blik en begrip komen voordat het goede de hoofdrol heeft, want dan begint het natuurlijke door het goede verlicht te worden; daardoor komt het uit welke dingen daar samenstemmen en welke niet; vandaar de vrees en de angst die aan de geestelijke verzoeking voorafgaan; want de geestelijke verzoeking werkt in het geweten, dat van de innerlijke mens is; en daarom weet de mens ook niet wanneer hij in die verzoeking binnengaat en daarvandaan komt de vrees en de angst over hem, maar de engelen die bij de mens zijn, weten dit heel goed; want de verzoeking komt daarvandaan dat de engelen de mens in de goede en ware dingen houden, terwijl boze geesten hem in de boze en valse dingen houden; want de dingen die bij de geesten en engelen die bij de mens zijn, bestaan, worden bij de mens niet anders waargenomen dan dat die in hemzelf zijn; want van de dingen die innerlijk bestaan, meent de mens, zolang als hij in het lichaam leeft en niet gelooft dat alle dingen invloeien, dat er niet oorzaken buiten hem zijn die ze voortbrengen, maar dat alle oorzaken binnenin hem zijn en hem eigen, terwijl het toch niet zo is; want al wat de mens denkt en al wat hij wil, dat wil zeggen, elke gedachte van hem en elke aandoening, is òf vanuit de hel òf vanuit de hemel; wanneer hij boze dingen denkt en wil en zich in de valse dingen daaruit verlustigt, dan laat hij weten dat zijn denken en aandoeningen vanuit de hel zijn en als hij goede denkt en wil en zich in de ware dingen daaruit verlustigt, dat zij uit de hemel, dat wil zeggen, door de hemel uit de Heer zijn; maar de gedachten en de aandoeningen die bij de mens zijn, verschijnen merendeels onder een andere gedaante: zo bijvoorbeeld de strijd van de boze geesten met de engelen, vanuit de dingen die bij de mens zijn die moet worden wederverwekt, onder de gedaante van vrees en angst en van verzoeking. Deze dingen kunnen de mens wel niet anders dan tegenstrijdig toeschijnen, omdat bijna ieder mens van de Kerk heden gelooft dat al het ware dat hij denkt en al het goede dat hij wil en doet, uit hemzelf is, hoewel hij anders zegt wanneer hij vanuit het leerstellige van het geloof spreekt; ja, hij is zelfs van dien aard dat hij, indien iemand tegen hem zou zeggen dat het de geesten uit de hel zijn die in zijn denken en wil invloeien wanneer hij boze dingen denkt en wil, en dat het de engelen vanuit de hemel zijn wanneer hij goede dingen denkt en wil, dan versteld zou staan dat iemand zoiets beweert, want hij zou zeggen, dat hij het leven in zich voelt en dat hij denkt vanuit zich en wil vanuit zich; vanuit dat zo aanvoelen gelooft hij, maar niet vanuit het leerstellige, terwijl toch het leerstellige waar is en de aanvoeling bedrieglijk. Door een bijna aanhoudende ondervinding van nu reeds verscheidene jaren is dit te weten gegeven en wel zo dat er volstrekt geen twijfel meer over is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl