De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2789

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

2789. Dat de woorden ‘en Abraham hief de ogen op en zag’ de gedachte en de schouwing uit het Goddelijke betekenen, blijkt uit de betekenis van de ogen, namelijk het inzicht, waarover in nr. 2701;

vandaar betekent de ogen opheffen, het inzicht verheffen, dus denken; en uit de betekenis van zien, namelijk een schouwing hebben uit het Goddelijke, daar het op de Heer betrekking heeft.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #8070

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

8070. En gij zult deze inzetting onderhouden tot de gezette tijd, van jaar tot jaar; dat dit betekent dat die wet van de orde voortdurend in die staat zal zijn, staat vast uit de betekenis van de inzetting, namelijk de wet van de orde, nrs. 7884, 7995; uit de betekenis van de tijd, dus de staat, nrs. 2625, 2837, 3254, 3356, 3404, 3827, 3938, 4814, 4882, 4901, 4916, 6110, 7381; vandaar is tot de gezette tijd, in die staat; en uit de betekenis van het jaar, namelijk een volledige periode van aanvang tot einde, nr. 2906; dus is van jaar tot jaar, voortdurend.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #7381

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

7381. Zeg tot Aharon; dat dit de invloeiing van de innerlijke Wet in de uiterlijke Wet betekent, staat vast uit de uitbeelding van Mozes, namelijk de Goddelijke Wet, nrs. 6723, 6752; en uit de uitbeelding van Aharon, namelijk de leer van het goede en het ware, nrs. 6998, 7089; de leer van het goede en het ware die Aharon uitbeeldt, is niets anders dan de uiterlijke wet die ontstaat vanuit de innerlijke Wet, dat wil zeggen, door de innerlijke Wet uit het Goddelijke; en uit de betekenis van zeggen, namelijk de invloeiing, nrs. 6152, 6291, 7291.

Dat zeggen hier de invloeiing is, komt omdat Mozes tot Aharon zou zeggen en Mozes is de innerlijke Wet en Aharon de uiterlijke, en de invloeiing uit het Goddelijke vindt plaats door het innerlijke in het uiterlijke.

De innerlijke Wet is het Goddelijk Ware zelf, zodanig als het in de hemel is en de uiterlijke Wet is het Goddelijk Ware zodanig als het op aarde is; zo is dus de innerlijke Wet het aan de engelen aangepaste Ware en de uiterlijke Wet het aan de mens aangepaste Ware.

Omdat de innerlijke Wet, die Mozes uitbeeldt, het Ware is dat aan de engelen is aangepast en de uiterlijke Wet die Aharon uitbeeldt, het aan de mens aangepaste Ware is, mag daarover hier iets worden gezegd.

Het Ware dat aan de engelen is aangepast is voor het grootste deel voor de mens onbegrijpelijk; dit staat hieruit vast, dat in de hemel zulke dingen worden gezien en gezegd die geen oog ooit had gezien, noch een oor ooit gehoord; de oorzaak ervan is dat wat bij de engelen wordt gezegd, geestelijk is en dit is onttrokken aan de natuurlijke zaken, dus verwijderd van de ideeën en de woorden van de menselijke spraak.

De mens immers had zijn ideeën gevormd vanuit de natuurlijke dingen en wel in de grovere natuur, dat wil zeggen uit die dingen die hij in de wereld en op aarde had gezien en met de zinnen aangeraakt en die zaken zijn stoffelijk.

De ideeën van de innerlijke gedachte bij de mens vinden, hoewel zij boven de stoffelijke dingen zijn, toch in de stof haar grens en daar waar zij haar grens vinden, schijnen zij te zijn; vandaar doorvat hij wat hij denkt.

Daaruit blijkt, hoe het gesteld is met het ware van het geloof en hoedanig het is dat wat in de gedachte van de mens valt en dat de uiterlijke Wet wordt genoemd en door Aharon wordt uitgebeeld.

Dit wordt met een voorbeeld toegelicht: de mens kan geenszins denken zonder een idee van ruimte en tijd; deze idee kleeft vrijwel aan alles afzonderlijk wat de mens denkt.

Indien de idee uit ruimte en tijd aan de mens werd ontnomen, zou hij niet weten wat hij denkt en nauwelijks of hij wel denkt.

Daarentegen hebben de ideeën van de engelen niets van ruimte en tijd in zich, maar in de plaats ervan zijn er staten; de oorzaak ervan is dat de natuurlijke wereld zich van de geestelijke wereld onderscheidt door ruimte en tijd.

Dat ruimte en tijd in de natuurlijke wereld is en daarvoor in de plaats staten zijn in de geestelijke wereld, komt omdat in de natuurlijke wereld de zon door schijnbare omwentelingen dagen en jaren schijnt te maken en dagen schijnt te onderscheiden in vier tijden: nacht, morgen, middag en avond; en de jaren eveneens in vier tijden: winter, lente, zomer en herfst; en dit eveneens door variaties van licht en schaduw en ook van warmte en koude; vandaar de ideeën van tijd en van de variaties ervan.

De ideeën van ruimte ontstaan uit het meten door tijden en daarom is daar waar het ene is ook het andere.

Maar in de geestelijke wereld maakt de Zon van de hemel, waarvandaan het geestelijk licht en de geestelijke warmte is, geen ronddraaiingen en rondwentelingen en brengt vandaar geen ideeën van ruimte en tijd aan.

Het Licht dat uit die Zon is, is het Goddelijk Ware en de warmte uit die Zon is het Goddelijk Goede; vandaar ontstaan de ideeën van de staten bij de engelen: staten van inzicht en geloof uit het Goddelijk Ware en staten van wijsheid en liefde uit het Goddelijk Goede.

Het zijn variaties van deze staten bij de engelen, waarmee in de wereld de staten van licht en schaduw en ook van warmte en koude, overeenstemmen, die van de zon zijn wanneer die de tijden maakt en de ruimten meet.

Uit dit voorbeeld kan enigszins vaststaan, van welke aard het innerlijk ware of het ware dat aan de engelen is aangepast is, dat de innerlijke Wet wordt genoemd; en van welke aard het uiterlijk ware is of het aan de mens aangepaste ware, dat de uiterlijke Wet wordt genoemd; en verder waar het vandaan is; dat de onderwerpen waar de engelen onderling over spreken onbegrijpelijk zijn voor de mens en eveneens onuitsprekelijk.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl