2065. Dat de woorden ‘Ik zal haar zegenen’ de vermenigvuldiging van het ware betekenen, blijkt uit de betekenis van gezegend worden, namelijk verrijkt worden met al het goede en ware, waarover in het eerste deel in de nrs. 981, 1096, 1420, 1422. Daar hier van Sarah wordt gezegd dat God haar zegenen zal, wordt de vermeerdering of vermenigvuldiging van het ware aangeduid, want door Sarah wordt, als eerder aangetoond, het ware van het goede uitgebeeld en aangeduid, dat het verstandelijk ware is; over dit ware en de vermenigvuldiging daarvan wordt hier gehandeld; wat het verstandelijk ware is, zie nr. 1904.