La Biblia

 

Joël 2:7

Estudio

       

7 Als helden zullen zij lopen, als krijgslieden zullen zij de muren beklimmen; en zij zullen daarhenen trekken, een iegelijk in zijn wegen, en zullen hun paden niet verdraaien.

La Biblia

 

Joël 1:13

Estudio

       

13 Omgordt u, en rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij dienaars des altaars! gaat in, vernacht in zakken, gij dienaars mijns Gods! want spijsoffer en drankoffer is geweerd van het huis uws Gods.

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9422

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

9422. Zit gij voor ons in dit; dat dit betekent dat zij daarin zouden blijven, staat vast uit de betekenis van zitten in dit, namelijk in deze plaats of onder de berg, namelijk blijven in de uiterlijke zin; zitten in de plaats, is blijven in hun staat en onder de berg is in de uiterlijke zin van het Woord; met zitten immers wordt blijven aangeduid, zoals zal vaststaan uit wat volgt.

Met de plaats wordt de staat aangeduid en met de berg Sinaï wordt aangeduid de Wet of het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer, dus het Woord, nr. 9420; met de top ervan, waar Jehovah of de Heer was, (Exodus 19:20), wordt het hoogste of het binnenste van de Wet of van het Woord aangeduid, nr. 8827; met de overige dingen van de berg die beneden de top zijn, wordt aangeduid het innerlijke van de Wet of van het Woord, zodanig als het in de hemel is; en met de dingen die beneden of onderaan de berg zijn, waar de ouderen en het volk waren, wordt aangeduid het uiterlijke van de Wet of het Woord, dus de uiterlijke zin ervan.

Dus worden in het Woord uitgebeeld, de binnenste, de innerlijke en de uiterlijke dingen van de Wet of van het Woord, aangezien de berg Sinaï de Wet of het Woord betekent, nr. 9420.

Daaruit blijkt, dat met ‘zit gij voor ons in dit’, wordt aangeduid dat zij in de uiterlijke zin zouden blijven.

Dat er wordt gezegd zitten, komt omdat zitten in de staat blijven betekent; de voortgangen immers van plaats tot plaats betekenen de veranderingen van staat van de innerlijke dingen, zoals kan vaststaan uit wat is getoond in de nrs. 2837, 3356, 3387, 4321, 4882, 5605, 7381; vandaar betekent het neerzitten het verblijf in de staat van het innerlijke.

Omdat het neerzitten dit betekent, was het daarom onder de rituelen bij de zonen Israëls aangenomen om te zitten, wanneer zij de blijvende staat van de innerlijke dingen zouden uitbeelden, zoals in het boek Richteren: ‘De zonen Israëls kwamen tot Bethel en weenden en zij zaten daar vóór Jehovah en vastten op die dag tot aan de avond’, (Richteren 20:26); en elders: ‘Het volk kwam tot Bethel en zij zaten daar tot aan de avond vóór God en zij hieven hun stem op en weenden met groot geween’, Richteren 21:2); met zitten wordt daar het blijven in de staat van de smart aangeduid.

Daaruit kan vaststaan, waarom er zitten wordt gezegd en wat het insluit in de volgende plaatsen; zoals bij David: ‘Jehovah, Gij hebt gekend mijn zitten en mijn opstaan; Gij hebt mijn gedachten van verre verstaan’, (Psalm 139:2); bij Jeremia: ‘Gij zult niet binnentreden in het huis des gastmaals, om met hen te zitten’, (Jeremia 16:8).

Bij Micha: ‘Dan zal Hij staan en weiden in de sterkte van Jehovah Zijn God; en zij zullen zitten’, (Micha 5:3).

Bij Jesaja: ‘Daal af en zit op het stof, gij maagd, dochter van Babel, zit op de aarde, zit in stilte en treed in de duisternis binnen, o dochter der Chaldeeën; zij zegt in haar hart: niet zal ik weduwe zitten’, (Jesaja 47:1,5,8).

Evenzo elders, zoals ‘zitten in de duisternis’, (Jesaja 42:7); ‘zitten in de raad; en eenzaam zitten’, (Jeremia 15:17); ‘zitten aan de rechter en aan de linker’, (Mattheüs 20:21), voor blijven in de staat van de macht over de anderen; ‘zitten aan de rechterzijden van de macht Gods’, (Mattheüs 26:63,64; Markus 16:19), waar over de Heer; voor de Goddelijke Almacht die zal blijven tot in het eeuwige.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl