La Biblia

 

Joël 2:4

Estudio

       

4 De gedaante deszelven is als de gedaante van paarden, en als ruiters zo zullen zij lopen.

La Biblia

 

I Koningen 8:36

Estudio

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2533

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

2533. Dat de woorden ‘Geef dan nu des mans echtgenote weder’ betekenen, dat hij het geestelijk ware van de leer ongerept van het redelijke terug zou geven, blijkt uit de betekenis van de echtgenote, namelijk het geestelijk ware, waarover de nrs. 2509, 2510;

en uit de betekenis van de man, namelijk de leer zelf; want Abraham, door wie de Heer in die staat wordt uitgebeeld, betekent, wanneer hij man genoemd wordt, het hemels ware, wat hetzelfde is als de leer uit hemelse oorsprong, want de man is in de innerlijke zin het verstandelijke, zie de nrs. 158, 265, 749, 915, 1007, 2517. Hieruit blijkt duidelijk dat ‘des mans echtgenote wedergeven’ wil zeggen het geestelijk ware van de leer ongerept teruggeven. Dat het wil zeggen ‘ongerept van het redelijke’ komt omdat Abimelech die haar moest teruggeven, de op de redelijke dingen gerichte leer betekent, of wat hetzelfde is, de redelijke dingen van de leer, nr. 2510. Het werd al eerder gezegd, dat hoewel de leer van het geloof in zichzelf Goddelijk is en dus alle menselijk bevattingsvermogen te boven gaat, ook dat van de engelen, dit niettemin in het Woord overeenkomstig het bevattingsvermogen van de mens op redelijke wijze is neergelegd; het is daarmee gesteld als met een ouder, die zijn kleine jongens en meisjes onderwijst; wanneer hij hen onderwijst, legt hij alles tot in bijzonderheden overeenkomstig hun inborst uit, hoewel hij zelf uit hetgeen meer innerlijk of hoger is denkt; anders zou het een onderwijzen zijn dat niet werd opgenomen of als zaad werpen op een steenrots. Evenzo is het ook met de engelen, die in het andere leven de eenvoudigen van hart onderrichten; hoewel de engelen in hemelse en geestelijke wijsheid zijn, verheffen zij zich niet boven het bevattingsvermogen van degenen die zij onderwijzen, maar spreken op eenvoudige wijze met hen, maar stijgen geleidelijk hoger naarmate dezen onderricht worden; want wanneer zij uit engelenwijsheid zouden spreken, zouden de eenvoudigen er hoegenaamd niets van begrijpen en dus ook niet tot de waarheden en goedheden van het geloof geleid worden. Evenzo zou het geweest zijn, wanneer de Heer in het Woord niet onderwezen had op redelijke wijze overeenkomstig het bevattingsvermogen van de mens; niettemin is het Woord in zijn innerlijke zin verheven tot het verstand van de engelen; desalniettemin is het in zijn allerhoogste opheffing waarin het voor de engelen staat, oneindig beneden het Goddelijke. Hieruit blijkt van welke aard het Woord in zijn oorsprong is en dus in zichzelf en dat het dus overal meer dingen bevat, dan de gehele hemel in staat is ook maar voor een klein deel te begrijpen, hoewel het in de letter zo gering en zo grof schijnt. Dat de Heer het Woord is, omdat van Hem het Woord is en Hij in het Woord is, blijkt bij Johannes:

‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en God was het Woord; in Hem was het leven en het leven was het licht der mensen; het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond; en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid’, (Johannes 1:1, 4, 14; Openbaring 19:11, 13, 16) en daar de Heer het Woord is, is Hij ook de Leer, want een andere Leer, die in zichzelf Goddelijk is, bestaat er niet.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl