17
En tot Adamzeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boomgegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens.
282. Over haar eerste nageslacht, waarin het geestelijk-hemels goede was; en over het tweede en derde, waarin het natuurlijk goede was, aangeduid door rokken van vel, welke Jehovah God voor de mens en zijn vrouw maakte, vers 21.
Estudiar este pasaje
Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl