La Biblia

 

Genesis 38:14

Estudio

       

14 Toen legde zij de klederen van haar weduwschap van zich af, en zij bedekte zich met een sluier, en bewond zich, en zette zich aan den ingang der twee fonteinen, die op den weg naar Timna is; want zij zag, dat Sela groot geworden was, en zij hem niet ter vrouw was gegeven.

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4922

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

4922. En zij bond het dubbelgedoopte op zijn hand; dat dit betekent dat het die, namelijk de macht, een merk gaf en dat het dubbelgedoopte het goede is, staat vast uit de betekenis van op de hand binden, namelijk aan de macht een merk geven; de hand immers is de macht, nr. 4920;

en uit de betekenis van het dubbelgedoopte, namelijk het goede en wel het geestelijk goede. Dat het dubbelgedoopte het geestelijk goede is, komt omdat het van scharlaken kleur is en de scharlaken kleur betekent in het andere leven, wanneer die verschijnt, het geestelijk goede, dat wil zeggen, het goede van de liefde jegens de naaste; alle kleuren immers die in het andere leven zichtbaar zijn, betekenen iets van het goede en het ware, want zij ontstaan uit het licht van de hemel, dat in zich de wijsheid en het inzicht uit het Goddelijke van de Heer is. De schakeringen of modificaties van dat licht zijn vandaar de schakeringen en om zo te zeggen de modificaties van de wijsheid en het inzicht, dus van het goede en het ware. Dat het licht dat in de hemel is, vanuit de Goddelijke Wijsheid en het Goddelijk Inzicht van de Heer is, Die daar als Zon verschijnt, zie de nrs. 1053, 1521-1533, 1619-1632, 2776, 3138, 3167, 3190, 3195, 3222, 3223, 3225, 3337, 3339, 3340, 3485, 3636, 3643, 3862, 3993, 4180, 4214, 4302, 4405, 4408, 4413, 4415, 4523-4533.

Dat de modificaties daaruit zijn en dat zij de schakeringen en de modificaties van dat licht zijn, dus van het inzicht en de wijsheid, nrs. 1042, 1043, 1053, 1624, 3993, 4530, 4677, 4742.

Dat het dubbelgedoopte het geestelijk goede is, blijkt uit de plaatsen in het Woord waar het wordt genoemd, zoals bij Jeremia:

‘Indien gij dan verwoest zijt, wat zult gij doen; indien gij u kleeddet met het dubbelgedoopte en u versierde met sieraad van goud, tevergeefs zult gij u schoon maken, de minnaars zullen u verafschuwen’, (Jeremia 4:30);

daar wordt over Jehudah gehandeld; u kleden met het dubbelgedoopte, voor het geestelijk goede; versieren met sieraad van goud, voor het hemels goede. In het tweede Boek van Samuël:

‘David weeklaagde over Saul en over Jonathan en hij schreef op om de zonen van Jehudah de boog te leren: Gij dochteren Israëls, weent over Saul, die u bekleedde met het dubbelgedoopte, met verrukkelijkheden en sieraad van goud op uw kleed legde’, (2 Samuël 1:24);

daar is de boog leren de leer van de liefde en van de naastenliefde leren; de boog immers betekent dit; met het dubbelgedoopte bekleden, voor het geestelijk goede, als eerder, en sieraad van goud op het kleed leggen, voor het hemels goede. Omdat dit de betekenis van het dubbelgedoopte was, werd het ook bevolen dat dubbelgedoopt scharlaken gebruikt zou worden op de gordijnen van het habitakel, op de voorhang, op de bedekking voor de ingang van de tent, op de bedekking tot de poort van de voorhof, op de tafel der aangezichten wanneer zij reisden, op Aharons klederen der heiligheid, zoals op de efod, op de borstlap des gerichts, op de franjes van de mantel van de efod. Op de gordijnen van het habitakel:

‘Voor het habitakel zult gij maken tien gordijnen, van fijn getweernd linnen en hemelsblauw, en purper en dubbelgedoopt scharlaken’, (Exodus 26:1). Op de voorhang:

‘Een voorhang zult gij maken van hemelsblauw en purper en dubbelgedoopt scharlaken en fijn getweernd linnen’, (Exodus 26:31). Op de bedekking voor de ingang van de tent:

‘Gij zult een deksel maken voor de ingang van de tent van hemelsblauw en purper en dubbelgedoopt scharlaken en fijn getweernd linnen’, (Exodus 26:36). Op de bedekking tot de poort van de voorhof:

‘Voor de poort van de voorhof zult gij een deksel maken uit hemelsblauw en purper en dubbelgedoopt scharlaken en fijn getweernd linnen, het werk eens borduurders’, (Exodus 27:16). Op de tafel der aangezichten wanneer zij reisden:

‘Wanneer het kamp optrekt, zullen zij op de tafel der aangezichten een doek uitspreiden van dubbelgedoopt scharlaken en zullen dat met een deksel van dassenvellen bedekken’, (Numeri 4:8). Op de efod:

‘Gij zult de efod maken uit goud, hemelsblauw en purper en dubbelgedoopt scharlaken, fijn getweernd linnen, het werk eens kunstenaars. Op de bandelier eender’, (Exodus 28, 5, 6, 8). Op de borstlap des gerichts:

‘Gij zult een borstlap des gerichts maken, het werk eens kunstenaars, gelijk het werk des efods, uit goud, hemelsblauw en purper en dubbelgedoopt scharlaken en fijn getweernd linnen’, (Exodus 28:15). Op de franjes van de mantel van de efod:

‘Granaatappelen van hemelsblauw en van purper en van dubbelgedoopt scharlaken’, (Exodus 28:33). Omdat de tent der samenkomst met de ark de hemel uitbeeldde, werden daarom die kleuren bevolen en deze betekenden in de volgorde ervan de hemelse en de geestelijke dingen daar, namelijk het hemelsblauw en het purper de hemelse goede en ware dingen, het dubbelgedoopt scharlaken en het fijn getweernd linnen de geestelijke goede en ware dingen. Eenieder die gelooft dat het Woord heilig is, kan weten dat elk ding iets betekent; en hij die gelooft dat het Woord daarvandaan heilig is dat het uit de Heer door de hemel werd neer gezonden, kan weten dat de hemelse en de geestelijke dingen die van Zijn rijk zijn, zijn aangeduid. Eender dat bij de reinigingen van melaatsheid werd gebruikgemaakt van:

‘cederhout, scharlaken en hyssop’, (Leviticus 14:4, 6, 52);

en dat op de verbranding van de rode vaars, waaruit het water der afzondering werd bereid, gelegd zou worden: ’cederhout en hyssop en dubbelgedoopt purper’, (Numeri 19:6). De ontwijding van het goede en het ware wordt ook door eendere dingen beschreven bij Johannes:

‘Ik zag een vrouw, zittende op het scharlaken beest, hetwelk vol was van namen der lastering; en het had zeven hoofden en tien hoornen; de vrouw was bekleed met purper en scharlaken en verguld met goud en kostbare steen en paarlen, hebbende een gouden drinkbeker in haar hand, vol van gruwelen en van onreinheid der hoererijen’, (Openbaring 17:3, 4);

en daarna:

‘Wee, wee, grote stad, welke bekleed waard met fijn lijnwaad en purper en scharlaken, verguld met goud en kostbare steen en paarlen’, (Openbaring 18:16), waar over Babel wordt gehandeld, waarmee de ontwijding van het goede wordt aangeduid, nrs. 1182, 1283, 1295, 1304, 1306-1308, 1321, 1322, 1326, daar de ontwijding zowel van het goede als het ware, welke Babylonisch is; bij de profeten van het Oude Testament is Babel de ontwijding van het goede en Chaldea de ontwijding van het ware. Scharlaken betekent in de tegenovergestelde zin het boze dat is tegenovergesteld aan het geestelijk goede, zoals bij Jesaja:

‘Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als purper, zij zullen worden als wol’, (Jesaja 1:18);

dat scharlaken dat boze betekent, komt omdat het bloed, ook vanwege het rode, in de werkelijke zin het geestelijk goede of de liefde jegens de naaste betekent, maar in de tegenovergestelde zin het aangedane geweld tegen de naastenliefde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9670

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

9670. En gij zult maken een voorhang; dat dit betekent het bemiddelende dat deze hemel met de binnenste hemel verenigd, dus het geestelijk goede met het hemels goede, staat vast uit de betekenis van de voorhang, namelijk dat hij onderscheid maakte tussen het habitakel waar de ark van de getuigenis was en waar de kandelaar was en de tafel waarop de broden der aangezichten lagen, dus het bemiddelende dat de middelste hemel met de binnenste hemel verenigde; met de ark immers, waarin de getuigenis was, werd de binnenste hemel uitgebeeld, waar de Heer is, nrs. 9457, 9481, 9485; en met het habitakel buiten de voorhang werd de middelste hemel uitgebeeld, nr. 9594; en omdat het goede van de liefde tot de Heer de binnenste hemel maakt en het goede van de liefde jegens de naaste de middelste hemel maakt, wordt daarom met de voorhang ook aangeduid het bemiddelende dat het geestelijk goede en het hemels goede verenigt; het geestelijk goede is het goede van de liefde jegens de naaste en het hemels goede is het goede van de liefde tot de Heer; dat de hemelen volgens die goedheden worden onderscheiden, zie daarvoor nr. 9277.

Hieruit blijkt nu, wat de voorhang betekende zowel in de tabernakel als in de tempel.

Die beide hemelen, namelijk de binnenste en de middelste, zijn zo onderscheiden, dat men niet van de ene in de andere kan binnengaan, niettemin stellen zij één hemel samen door de bemiddelende gezelschappen van engelen, die van een zodanige geaardheid zijn dat zij tot het goede van de ene en de andere hemel kunnen toetreden; het zijn deze gezelschappen die het verenigende middel samenstellen dat door de voorhang werd uitgebeeld.

Het werd ook gegeven om met de engelen van die gezelschappen enige malen te spreken.

Hoedanig de engelen van de binnenste hemel zijn en hoedanig naar verhouding de engelen van de middelste hemel, kan vaststaan uit de overeenstemming.

Met de engelen van de binnenste hemel stemmen die dingen bij de mens overeen die tot de gebieden van het hart en die tot de kleine hersenen behoren; met de engelen echter die van de middelste hemel zijn, stemmen de dingen bij de mens overeen die behoren tot de gebieden van de longen en tot de grote hersenen behoren; de dingen die van het hart en van de kleine hersenen zijn, worden de onwillekeurige en spontane genoemd, omdat zij zo verschijnen; de dingen echter die van de longen en van de grote hersenen zijn, worden de willekeurige genoemd.

Hoedanig de volmaaktheid van de ene hemel boven de andere is en hoedanig het verschil is, kan daaruit enigermate vaststaan.

Met de bemiddelende engelen echter die tot de ene en de andere hemel toetreden en verbinden, stemmen de hart- en longvlechtsels overeen, waardoor de verbinding van het hart met de longen plaatsvindt; en verder het verlengde merg, waar de vezel van de kleine hersenen met de vezel van de grote hersenen wordt verbonden.

Dat de engelen die uit het hemels rijk van de Heer zijn, dat wil zeggen, die in de binnenste hemel zijn, het gebied van het hart in de Grootste Mens samenstellen en dat de engelen die uit het geestelijk rijk van de Heer zijn, dat wil zeggen, die in de middelste hemel zijn, het gebied van de longen samenstellen, zie de nrs. 3635, 3886-3890; en dat daarvandaan de overeenstemming van het hart en van de longen bij de mens is, ns. 3883-3896; evenzo is het gesteld met de overeenstemming van de grote en de kleine hersenen.

Hoedanig de hemelsen zijn, of degenen die in de binnenste hemel zijn en hoedanig de geestelijken, die in de middelste hemel zijn en welk verschil er is, zie de nrs. 2046, 2227, 2669, 2708, 2715, 2718, 2935, 2937, 2954, 3166, 3235, 3236, 3240, 3246, 3374, 3833, 3887, 3969, 4138, 4286, 4493, 4585, 4938, 5113, 5150, 5922, 6296, 6289, 6366, 6427, 6435, 6500, 6647, 6648, 7091, 7233, 7877, 7977, 7992, 8042, 8152, 8234, 8521.

Daaruit kan blijken, hoedanig de bemiddelende engelen zijn, die het verenigende middel samenstellen dat werd uitgebeeld door de voorhang.

Dat de voorhang van de tempel in twee delen werd verscheurd, toen de Heer aan het kruis leed, (Mattheüs 27:61; Markus 15:38; Lukas 23:45), betekende de verheerlijking van de Heer; toen de Heer immers in de wereld was, maakte Hij Zijn Menselijke het Goddelijk Ware, maar toen Hij uit de wereld heenging, maakte Hij Zijn Menselijke het Goddelijk Goede, waaruit daarna het Goddelijk Ware voortging, zie de nrs. 9199, 9315.

Het Goddelijk Goede is het Heilige der Heiligen.

De verheerlijking van het Menselijke van de Heer tot aan het Goddelijk Goede, dat Jehovah is, wordt ook in de innerlijke zin beschreven door het proces van de ontzondiging, wanneer Aharon binnentrad in het Heilige der Heiligen binnen de voorhang, (Leviticus 16:1) en in de betrekkelijke zin wordt door hetzelfde proces beschreven de wederverwekking van de mens tot aan het hemels goede toe, dus het goede van de binnenste hemel.

Dat proces was zodanig: Aharon zou een var van een os tot een slachtoffer nemen en een ram tot een brandoffer, voor zich en voor zijn huis; en hij zou de klederen der heiligheid aantrekken, die waren: de rok van linnen, de onderbroek van linnen, de bandelier van linnen en de tulband van linnen en hij zou zijn vlees met water wassen.

En hij zou een tweetal bokken nemen waarover hij het lot zou werpen en een van deze zou aan Jehovah geofferd worden en de andere zou in de woestijn worden heengezonden; dit voor de vergadering van de zonen Israëls.

Wanneer hij de var zou slachtofferen, zou hij reukwerk binnen de voorhang binnendragen en van het bloed van de var en van de bok zou hij zevenmaal sprenkelen op het verzoendeksel naar de opgang; en eveneens zou hij bloed geven op de hoornen van het altaar.

Daarna zou hij de zonden van de zonen Israëls belijden, die hij zou geven op de bok die in de woestijn zou worden heengezonden.

Tenslotte zou hij de klederen van linnen uittrekken en de zijne aantrekken en hij zou het brandoffer maken voor zich en voor het volk; en de dingen afkomstig van de slachtoffers werden niet verbrand.

Zo zou het elk jaar plaatsvinden, wanneer Aharon zou binnentreden tot het Heilige der Heiligen binnen de voorhang.

Het priesterschap waarmee Aharon was belast, beeldde de Heer uit ten aanzien van het Goddelijk Goede, zoals het Koningschap, dat daarna bij de koningen was, de Heer uitbeeldde ten aanzien van het Goddelijk Ware, nr. 6148.

Het proces van de verheerlijking van het Menselijke van de Heer tot aan het Goddelijk Goede, wordt daar in de innerlijke zin beschreven.

Dit proces werd aan de engelen gemanifesteerd, wanneer Aharon die handelingen zou voltrekken en binnen de voorhang zou binnentreden en het wordt eveneens nu aan de engelen gemanifesteerd, wanneer dit in het Woord wordt gelezen.

Met de var van een os tot het zonde-slachtoffer en met de bok tot het brandoffer, wordt aangeduid de zuivering van het goede, een zuivering van de boosheden in de uiterlijke en in de innerlijke mens; met de rok van linnen, de onderbroek van linnen, de bandelier van linnen en de tulband van linnen, die hij zou aantrekken wanneer hij zou binnentreden en met de wassing van zijn vlees, wordt aangeduid dat die zuivering zou plaatsvinden door de waarheden vanuit het goede; met de twee geitenbokken tot het zondeslachtoffer en met de ram tot het brandoffer en met de bok die werd geofferd en met de andere die werd heengezonden, wordt aangeduid de zuivering van het ware, een zuivering van de valsheden in de uiterlijke mens; met het reukwerk, dat hij binnen de voorhang zou binnendragen, wordt de aanpassing aangeduid; met het bloed van de var en met het bloed van de bok, dat zevenmaal zou worden gesprengd op het verzoendeksel naar de opgang en daarna op de hoornen van het altaar, wordt het Goddelijk Ware vanuit het Goddelijk Goede aangeduid; met de belijdenis van de zonden over de levende bok, die in de woestijn zou worden heengezonden, wordt aangeduid op elke wijze de scheiding en de uitwerping van het boze, weg van het goede; met het uittrekken van de klederen van linnen en het aantrekken van zijn eigen klederen, wanneer hij de brandoffers zou gaan maken en verder met het wegbrengen van het vlees, van de huid en van de mest van de slachtoffers buiten het legerkamp en met de verbranding ervan, wordt aangeduid het aantrekken van het hemels goede bij de wederverwekte en de verheerlijking van het Menselijke tot aan het Goddelijk Goede in de Heer toe, na verwerping van alle dingen die waren geweest van het menselijke uit de moeder en wel dermate dat Hij niet langer haar zoon was; men zie nr. 9135.

Dit zijn de dingen die worden aangeduid met dat proces van de zuivering, wanneer Aharon zou binnentreden tot het Heilige der Heiligen binnen de voorhang.

Want na voltrekking van die handelingen beeldde Aharon de Heer uit ten aanzien van het Goddelijk Goede.

Hieruit kan vaststaan dat met de voorhang tussen het Heilige en het Heilige der Heiligen ook wordt aangeduid het verenigende midden van het Goddelijk Ware en het Goddelijk Goede in de Heer.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl