От "Съчиненията на Сведенборг

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6413

Проучете този пасаж

  
/ 10837  
  

6413. Een losgelatene hinde; dat dit het vrije van de natuurlijke aandoening betekent, staat vast uit de betekenis van de hinde, namelijk de natuurlijke aandoening, waarover hierna; en uit de betekenis van een losgelatene, namelijk het vrije, want wanneer een gevangen hinde wordt losgelaten, dan heeft zij het vrije. De bevrijding uit de staat van de verzoekingen wordt met een losgelaten hinde vergeleken, omdat een hinde een wouddier is dat vrijheid meer liefheeft dan de andere dieren, het natuurlijke is hieraan eender, want dit heeft het lief in de verkwikkingen van zijn aandoeningen te zijn, dus in het vrije, want het vrije is dat wat van de aandoening is. Dat met de hinde de natuurlijke aandoening wordt aangeduid, komt omdat zij tot de dieren behoort die aanduidend zijn voor de aandoeningen, namelijk alle dieren die tot spijs dienen en nuttig zijn, zoals: lammeren, schapen, geiten, geitenbokjes, bokken en verder ossen, stieren en eveneens koeien; maar deze dieren zijn ook aanduidend voor de geestelijke aandoeningen, omdat zij als brand- en slachtoffers werden aangewend; de hinden echter waren, omdat zij niet voor een dergelijk nut werden gebruikt, aanduidend voor de natuurlijke aandoeningen; dat dieren aandoeningen betekenen, zie de nrs. 45, 46, 142, 143, 246, 714, 719, 776, 1823, 2179, 2180, 3519, 5198;

en dat zij aandoeningen betekenen, is vanwege de uitbeeldende dingen in de wereld der geesten, nrs. 3218, 5198.

De natuurlijke aandoeningen worden ook met hinden aangeduid bij David:

‘Jehovah maakt mijn voeten eender zoals die der hinden en op mijn hoogten plaatst Hij mij’, (Psalm 18:34);

en bij Habakuk:

‘Jehovih de Heer is mijn sterkte, Hij Die mijn voeten stelt zoals die der hinden en op mijn hoogten mij doet treden’, (Habakuk 3:19);

de voeten stellen zoals die der hinden, staat voor het natuurlijke in de vrijheid van de aandoeningen; dat de voeten het natuurlijke zijn, zie de nrs. 2162, 3147, 3761, 3986, 4280, 4938-4952, 5327, 5328;

dat de voeten stellen zoals die der hinden dit is, kan hieruit vaststaan dat de voeten zoals die der hinden vlug en tot hardlopen geschikt maken, niet iets geestelijks is; dat het echter het geestelijke behelst, blijkt daar uit wat erna volgt, namelijk dat Jehovah op de hoogten plaatst en doet treden, waarmee de geestelijke aandoening wordt aangeduid, die boven de natuurlijke is. Eender is het hiermee gesteld bij Jesaja:

‘De kreupele zal springen zoals een hert’, (Jesaja 35:6);

met de kreupele wordt immers diegene aangeduid die in het goede is, maar nog niet in het echte goede, nr. 4302.

Bij David:

‘Zoals een hert schreeuwt over de beken der wateren, zo schreeuwt mijn ziel tot U’, (Psalm 42:2);

het hert staat hier voor de aandoening van het ware; schreeuwen over de beken der wateren, voor naar de ware dingen verlangen; dat de wateren de ware dingen zijn, zie de nrs. 2702, 3058, 3424, 4976, 5668.

Bij Jeremia:

‘Van de dochter Zions is al haar eer uitgegaan; haar vorsten zijn geworden zoals de herten; zij hebben geen weide gevonden’, (Klaagliederen 1:6);

de dochter Zions staat voor de aandoening van het goede, dat van de hemelse Kerk is, nr. 2362;

de vorsten voor de primaire ware dingen van die Kerk, nrs. 1482, 2089, 5044, die met herten worden vergeleken, waarmee de aandoeningen van het natuurlijk ware worden aangeduid en daarmee dat de herten geen weide hebben gevonden de natuurlijke aandoeningen zonder de ware dingen en de goede dingen van deze ware dingen; dat de weide het ware en het goede van het ware is, die het geestelijk leven van de mens onderhouden, zie de nrs. 6078, 6277. Eender met de hinden bij Jeremia:

‘De aarde is verbroken dewijl er geen regen op de aarde is geworden; de akkerlieden zijn beschaamd, zij hebben hun hoofd bedekt, omdat ook de hinde in het veld gebaard heeft, maar al achterlatende, omdat er geen gras was’, (Jeremia 14:5);

de hinde voor de aandoening van het natuurlijk goede; zij heeft gebaard in het veld, voor de natuurlijke aandoeningen verbinden met de geestelijke die van de Kerk zijn; maar omdat die aandoeningen zonder de ware en goede dingen waren, wordt er gezegd dat zij achterliet omdat er geen gras was; eenieder kan zien dat er een innerlijke zin is in deze dingen die worden gezegd over de hinde, want wat zou het zonder innerlijke zin te betekenen hebben dat een hinde in het veld heeft gebaard, maar al achterlatende omdat er geen gras was? Eender is het gesteld bij deze dingen bij David:

‘De stem van Jehovah doet de hinde baren en ontbloot de wouden; maar in Zijn tempel zegt eenieder: Heerlijkheid’, deze woorden zouden met die welke over de hinden en de wouden voorafgaan, zonder een geestelijke zin, niet samenhangen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

От "Съчиненията на Сведенборг

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2179

Проучете този пасаж

  
/ 10837  
  

2179. Dat de woorden ‘Abraham liep tot de kudde van grootvee’ het natuurlijk goede betekenen, blijkt uit de betekenis van de runderen en jonge stieren, die tot de kudde van grootvee behoren, waarover aanstonds; dat de beesten die tot het grootvee behoren en die, welke tot het kleinvee behoren, dergelijke dingen betekenen die bij de mens zijn, kan blijken uit hetgeen in het eerste deel is aangetoond, nrs.45, 46, 142, 143, 246, 714, 715, 719, 776, en bovendien zie men hetgeen over de beesten in de offerplechtigheden is gezegd, nr. 1823. Eenieder kan zich verwonderen, dat de in het Woord genoemde dieren en ook de in de offerplechtigheden opgedragen dieren goedheden en waarheden, of wat het zelfde is, hemelse en geestelijke dingen, betekend hebben, maar het mag in het kort gezegd worden, vanwaar dit komt: in de geestenwereld vertonen zich allerlei uitbeeldingen, en daar verschijnen voor de ogen van de geesten herhaaldelijk ook dieren, bijvoorbeeld paarden, op verschillende wijze opgetuigd, runderen, schapen, lammeren en andere van verschillende soort, soms ook dieren die op aarde nooit zijn gezien, maar ze zijn alleen van uitbeeldende aard; dergelijk dingen verschenen ook aan de profeten, waarover in het Woord sprake is en die eveneens daaraan hun oorsprong ontleenden. De dieren die daar verschijnen staan voor de uitbeeldingen van de aandoeningen van het goede en het ware en verder ook voor het boze en het valse; de goede geesten weten heel goed wat deze betekenen, en nemen ook daaruit op wat de engelen onder elkaar spreken, want het gesprek van de engelen, wanneer dit in de geestenwereld valt, vertoont zich soms zo. Zo weten zij bijvoorbeeld, dat wanneer paarden verschijnen, het gesprek van de engelen over dingen van het verstand gaan; wanneer runderen of jonge stieren verschijnen, gaat het gesprek over de natuurlijke goedheden; wanneer schapen verschijnen, dan gaat het over de redelijke goedheden en over de rechtschapenheid; wanneer lammeren verschijnen, dan gaat het over nog innerlijker goedheden en over de onschuld, enzovoort. Daar de mens van de Oudste Kerk verbinding had met geesten en engelen en voortdurend gezicht had en ook dromen, zoals de profeten, daarom kwam in hen, zodra zij enig beest zagen, de voorstelling op wat het betekende; hieraan ontlenen de dingen van uitbeeldende en aanduidende aard de eerste oorsprong; na die tijden bleven deze nog lang bestaan en tenslotte werden zij om hun ouderdom zo vereerd, dat men louter in dingen van uitbeeldende aard schreef en dat boeken die niet zo geschreven waren geenszins geacht werden, ja zelfs dat in de Kerk geschreven boeken, die niet van dien aard waren, alsmede om andere verborgen redenen - waarover door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer - elders, zijn ook de boeken van het Woord zo geschreven.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl