От "Съчиненията на Сведенборг

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Проучете този пасаж

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

От "Съчиненията на Сведенборг

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #249

Проучете този пасаж

  
/ 325  
  

249. Hoofdstuk 20. Over de Gewijde Schrift of het Woord.

De mens kan zonder onthulling vanuit het goddelijke, niets weten over het eeuwige leven, zelfs niet iets aangaande God, en nog minder aangaande de liefde en het geloof in Hem. Want de mens wordt geboren in louter onwetendheid, en daarna zal hij vanuit de wereldlijke dingen alles leren en zijn verstand vormen. Ook wordt hij vanwege overerving geboren in elk boze, hetgeen is vanuit de eigenliefde en de wereldliefde, en de verkwikkelijke dingen daaruit regeren voortdurend en suggereren dingen die lijnrecht indruisen tegen het goddelijke. Vandaar nu is het dat de mens niets over het eeuwige leven weet, en derhalve moet er noodzakelijk een onthulling zijn, waaruit hij het mag weten.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

От "Съчиненията на Сведенборг

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2768

Проучете този пасаж

  
/ 10837  
  

2768. Dat de woorden ‘en God verzocht Abraham’ de zwaarste en binnenste verzoekingen van de Heer betekenen, blijkt uit hetgeen volgt. Dat door Abraham de Heer wordt uitgebeeld en in de innerlijke zin bedoeld wordt, blijkt duidelijk uit alle dingen die voorafgaan, waar over Abraham werd gehandeld; dat de Heer de zwaarste en binnenste verzoekingen verduurde, die in de innerlijke zin in dit hoofdstuk beschreven worden, zal blijken. Dat echter gezegd wordt dat ‘God verzocht’ is overeenkomstig de zin van de letter, waarin verzoekingen en vele dingen meer aan God worden toegeschreven; maar het is overeenkomstig de innerlijke zin, dat God niemand verzoekt, maar hem juist voortdurend van de verzoekingen bevrijd, voor zoveel het mogelijk is of voor zoveel de bevrijding geen kwaad doet en dan voortdurend het goede beschouwt, waarin Hij degene die in verzoekingen is, leidt; want God neemt nooit op andere wijze deel aan verzoekingen; en hoewel het van Hem wordt gezegd, dat Hij ze toelaat, is het toch niet overeenkomstig de voorstelling die de mens van de toelating heeft, namelijk dat Hij al toelatende meewerkt; want de mens kan het niet anders opvatten, dan dat degene die iets toelaat, het ook wil, maar het is het boze bij de mens, dat het bewerkt en ook in verzoeking leidt en geen oorzaak daarvan ligt in God, zoals de oorzaak niet ligt in een koning of rechter, dat de mens het boze doet en daardoor straf ondergaat; want hij die zich van de wetten van de Goddelijke orde scheidt, die alle de wetten van het goede en van het daaruit voortvloeiende ware zijn, werpt zich in de wetten, die aan de Goddelijke orde tegenovergesteld zijn en vandaar van de straffen en martelingen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl