От "Съчиненията на Сведенборг

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3669

Проучете този пасаж

  
/ 10837  
  

3669. Dat de woorden ‘en gij zult zijn tot een hoop der volken’ overvloed betekenen, kan zonder verklaring blijken. De ‘hoop van volken’ heeft in het bijzonder betrekking op waarheden, want door de volken worden in het Woord diegenen aangeduid die in het ware zijn, zie de nrs. 1259, 1260, 2928, 3581, terwijl door de natiën diegenen worden aangeduid die in het goede zijn, nrs. 1259, 1260, 1416, 1849.

Dat hier gezegd wordt ‘hoop der volken’ komt omdat over het door Jakob uitgebeelde goede van het ware gehandeld wordt. Want een ander goede is datgene wat uit het ware voortkomt en een ander goede is dat waaruit het ware voortkomt. Het goede dat uit het ware voortkomt, is dat wat hier Jakob is en het goede waaruit het ware voortkomt, is dat wat Ezau is. Het goede dat uit het ware voortkomt is het omgekeerde van het goede, waaruit het ware voortkomt; in het goede dat uit het ware voortkomt, zijn zij die wederverwekt worden voordat zij wederverwekt zijn, maar in het goede waaruit het ware voortkomt, zijn dezelfde mensen wanneer zij wederverwekt zijn. Dat hun staat omgekeerd is, zie de nrs. 3539, 3548, 3556, 3563, 3570, 3576, 3603.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

От "Съчиненията на Сведенборг

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3677

Проучете този пасаж

  
/ 10837  
  

3677. Dat de woorden ‘de broeder van Rebekka, Jakobs en Ezaus moeder de verwantschap van moederzijde betekenen met het goede van het ware, dat Jakob is en met het ware van het goede, dat Ezau is, blijkt uit de uitbeelding van Rebekka, namelijk het Goddelijk Redelijke van de Heer ten aanzien van het Goddelijk Ware, waarover vaak eerder; uit de uitbeelding van Jakob, namelijk het goede van het ware of het goede dat uit het ware voortkomt in het natuurlijke; en uit de uitbeelding van Ezau, namelijk het ware van het goede of het goede waaruit het ware voortkomt in het natuurlijke, waarover eerder in nr. 3669;

en aangezien alle goedheden en waarheden die in de natuurlijke of uiterlijke mens zijn, ontvangen en geboren worden door het redelijke of de innerlijke mens als door een vader en door het ware van het redelijke als door een moeder, nrs. 3314, 3573, 3616, daarom wordt door deze woorden de verwantschap van moederszijde aangeduid met het goede van het ware, dat Jakob is en met het ware van het goede, dat Ezau is; het is er ook op geheel gelijke wijze mee gesteld; maar het is zeer moeilijk deze dingen begrijpelijk uit te leggen, omdat de meest algemene dingen daarvan heden ten dage onbekend zijn, zoals bijvoorbeeld wat het geestelijk goede is en wat het ware daarvan en dat er ontelbare geslachten zijn van het goede en het ware daarvan en nog ontelbaarder soorten en ook dat zij onderling verbonden zijn door graden als van bloed- en aanverwantschappen. Daar deze dingen, die nog maar de meest algemene zijn, onbekend zijn, zou een beschrijving van de graden en verwantschappen in louter schaduwen vallen en nog des te meer, omdat heden ten dage de geleerden ze ook niet willen weten, want zij houden er alleen van over de schil in het onzekere te zijn en te discussiëren, niet over de hoedanigheden van de dingen, maar of ze wel bestaan; en zolang zij in deze staat zijn, willen zij in het geheel niets weten over deze ontelbare dingen van het goede en het ware.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl