З творів Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #7542

Вивчіть цей уривок

  
/ 10837  
  

7542. In uw hart; dat dit betekent in het binnenste, staat vast uit de betekenis van het hart, namelijk dat wat van de wil is, dus dat wat van de liefde is, nrs. 2930, 3313, 3888, 3889; dus dat wat van het leven zelf is, want de liefde maakt, omdat zij van de wil is, het leven zelf; vandaar komt het dat met het hart het binnenste wordt aangeduid.

Het binnenste bij de goeden is de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste; het binnenste bij de bozen echter is de liefde van zich of de eigenliefde en de liefde van de wereld; het is dit binnenste dat hier wordt verstaan; de dingen die rondom het binnenste zijn en als het ware de omtrekken samenstellen, zijn de boosheden met de valsheden die begunstigen; en deze zijn in die orde gesteld waarin zij begunstigen.

In het andere leven worden deze dingen afgewikkeld volgens de orde waarin zij geschikt zijn; eerst gaan de dingen voort die de laatste omtrekken innemen, daarna die welke de meer innerlijke innemen en tenslotte wordt het binnenste geopenbaard; vandaar komt het, dat de mens in het andere leven verscheidene staten doorloopt en dat de bozen bij graden geleidelijk de plagen binnengaan, voordat zij in de hel worden geworpen, volgens datgene wat eerder is gezegd.

Het binnenste waartoe zij tenslotte geraken, is de hel zelf bij hen, want het is het boze zelf dat van hun liefde was geweest, dus het einddoel ter wille waarvan zij alles hadden bedreven en dat zij in de wereld het diepst van binnen hadden verborgen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

З творів Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3314

Вивчіть цей уривок

  
/ 10837  
  

3314. Dat de woorden ‘en Rebekka had Jakob lief’ betekenen, dat het Goddelijk Ware van het Goddelijk Redelijke de leer van het ware liefhad, blijkt uit de uitbeelding van Rebekka, namelijk het Goddelijk Ware van het Goddelijk Redelijke, waarover de nrs. 3012, 3013, 3077 en in het gehele voorafgaande hoofdstuk, waar over Rebekka wordt gehandeld; en uit de uitbeelding van Jakob, te weten de leer van het natuurlijk ware en in de hoogste zin het Goddelijk Natuurlijke van de Heer ten aanzien van het ware, nr. 3305.

Dat het Goddelijk Goede van het Redelijke het goede liefhad, dat tot het natuurlijke behoort, en dat het Goddelijk Ware van het Goddelijk Redelijke het ware liefhad, dat tot het natuurlijke behoort, daarmee is het als volgt gesteld: het is het goede en het ware dat het redelijke uitmaakt en het is ook het goede en het ware dat het natuurlijke uitmaakt. Het goede van het redelijke vloeit zonder het ware, dus rechtsreeks, in het goede van het natuurlijke en ook door middel van het ware, dus niet rechtstreeks. Maar het goede van het redelijke vloeit door middel van het ware van het redelijke in het ware van het natuurlijke, dus rechtstreeks en ook door middel van het natuurlijke in het ware daar, dus ook rechtstreeks. Dit is de reden dat er een nauwere verbinding is van het goede van het redelijke met het goede van het natuurlijke, dan met het ware daarvan; die verbinding daarmee wordt aangeduid, dat Izaäk Ezau liefhad; en dat er een nauwere verbinding is van het ware met het redelijke met het ware van het natuurlijke, dan met goede daarvan; die verbinding daarmee wordt aangeduid met dat Rebekka Jakob liefhad. Deze dingen zijn wel van dien aard dat zij bezwaarlijk in het begrip vallen, voornamelijk om deze reden, dat de meest algemene dingen van dit onderwerp niet bekend zijn in de wereld en zelfs niet in de geleerde wereld, zoals bijvoorbeeld dat het redelijke is onderscheiden van het natuurlijke en dat het het goede en het ware is, die het redelijke en die het natuurlijke uitmaken; en nog minder is het bekend, dat het redelijke in het natuurlijke invloeit, opdat de mens kan denken en willen zoals hij denkt. Wanneer deze dingen, die de meest algemene zijn, onbekend zijn, kan men bezwaarlijk de invloeiing begrijpen waarover hier wordt gehandeld; en toch zijn het deze dingen waarin de engelen het licht hebben en ontelbare dingen gewaarworden en wel met de verrukking, waarin zij zijn, wanneer het hun tevens gegeven wordt over het Goddelijke van de Heer ten aanzien van het Menselijke te overdenken. De mens die in het goede is en in wie het engelwezen is tijdens zijn leven in het lichaam, wordt eveneens met enig licht door de Heer begiftigd ten aanzien van deze en dergelijke dingen; maar degene die niet in het goede is, voelt afkeer, wanneer hij over dergelijke dingen nadenkt en een des te groter afkeer, naarmate hij er meer over denkt in aanpassing aan het Goddelijke dat tot het Menselijke van de Heer behoort. Het is daarom beter, dat diegenen die van dien aard zijn, hun gemoed van deze dingen verwijderen; want zij vatten er hoegenaamd niets van en verwerpen het zelfs en zeggen in hun hart, ‘wat heb ik daaraan; het brengt me noch eer noch gewin’.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

З творів Сведенборга

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3313

Вивчіть цей уривок

  
/ 10837  
  

3313. Dat de woorden ‘en Izaäk had Ezau lief, want de jacht was in zijn mond’ betekenen, dat het Goddelijk Goede van het Goddelijk Redelijke het goede van het ware liefhad, blijkt uit de uitbeelding van Izaäk, namelijk het Goddelijk Redelijke van de Heer ten aanzien van het Goddelijk Goede, nrs. 3012, 3013, 3194, 3210;

en uit de uitbeelding van Ezau, namelijk het Goddelijk Natuurlijke van de Heer, ten aanzien van het goede daar, waarover de nrs. 3300, 3302 en in wat volgt waar over Edom wordt gehandeld; en uit de betekenis van de jacht, namelijk het goede van het leven vanuit de natuurlijke waarheden, waarover nr. 3309. ‘In zijn mond’ betekent, dat het was in Zijn natuurlijke aandoening, want in het Woord wordt van dat wat innerlijk is en van het goede uitgaat, gezegd, dat het ‘in het hart’ is; en van dat wat uiterlijk is en van het ware uitgaat, dat het ‘in de mond’ is. En aangezien het goede van het ware – dat hier wordt uitgebeeld door Ezau en aangeduid door de jacht – uiterlijk is, namelijk in de natuurlijke aandoening, uitgaand van het ware, wordt gezegd dat het was in de mond van Izaäk.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl