De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5869

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

5869. En Jozef kon zich niet inhouden tot allen die bij hem stonden; dat dit betekent dat alle dingen nu uit het innerlijk-hemelse tot de verbinding waren bereid, staat vast uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijk goede, waarover de nrs. 5805, 5826, 5827, dus het innerlijk-hemelse, want onder het hemelse wordt het goede verstaan dat uit de Heer voortgaat; en uit de betekenis van zich niet kunnen inhouden, namelijk dat alle dingen bereid zijn tot de verbinding; wanneer immers iemand zich met de meeste ijver tot enig doel of uitwerking voorbereidt door de middelen daartoe bijeen te zoeken en te ordenen, dan kan hij zich, wanneer alle dingen bereid zijn, niet langer inhouden; dit wordt met die woorden aangeduid; want in het hoofdstuk dat voorafgaat, werd gehandeld over de inwijding tot de verbinding; maar in dit hoofdstuk wordt gehandeld over de verbinding zelf, nr. 5867. Met allen die bij hem stonden, worden zulke dingen aangeduid die de verbinding verhinderen; daarom werden zij uitgeworpen, zoals hierna volgt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6063

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

6063. En Jozef kwam en hij boodschapte Farao en hij zei; dat dit de tegenwoordigheid van het innerlijk hemelse in het natuurlijke betekent, waar de wetenschappelijke dingen zijn en vandaar de invloeiing en de doorvatting, staat vast uit de betekenis van tot iemand komen, namelijk de tegenwoordigheid, zoals in nr. 5934;

uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijk hemelse, waarover de nrs. 5869, 5877;

uit de betekenis van boodschappen, namelijk het invloeien, waarover nr. 5966;

uit de uitbeelding van Farao, namelijk het natuurlijke en vandaar het wetenschappelijke in het algemeen, nrs. 5799, 6015;

en uit de betekenis van zeggen in de historische dingen van het Woord, namelijk doorvatten, nrs. 1791, 1815, 1819, 1822, 1898, 1919, 2080, 2619, 2862, 3509, 5687; daaruit blijkt dat met Jozef kwam en hij boodschapte Farao en hij zei, de tegenwoordigheid wordt aangeduid van het innerlijk hemelse in het natuurlijke, waar de wetenschappelijke dingen zijn en vandaar de invloeiing en de doorvatting. Over de invloeiing van het innerlijke in het natuurlijke of het uiterlijke en over de doorvatting van dit is eerder vele malen gesproken en het werd getoond dat het natuurlijke blijft bestaan en leeft vanuit de invloeiing uit het innerlijke, dat wil zeggen, door het innerlijke uit de Heer; het natuurlijke immers heeft zonder de invloeiing daaruit niet enig leven, omdat het in de natuur van de wereld is en daaruit alles trekt en de natuur van de wereld is geheel en al zonder leven; daarom, opdat het natuurlijke bij de mens zal leven, moet er invloeiing zijn uit de Heer, niet alleen rechtstreeks uit Hem, maar ook door middel van de geestelijke wereld en dus bij de mens in zijn innerlijke, want dit is in de geestelijke wereld; daaruit nu moet er invloeiing zijn in het natuurlijke opdat het zal leven; het natuurlijke van de mens is gevormd om daaruit het leven op te nemen; dit nu wordt verstaan onder de invloeiing van het innerlijk hemelse in het natuurlijke, waar de wetenschappelijke dingen zijn. Vanuit de invloeiing uit het innerlijke ontstaat de doorvatting in het uiterlijke of in het natuurlijke, dat door Farao wordt uitgebeeld, want de invloeiing en de doorvatting stemmen wederzijds met elkaar overeen, nr. 5743.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl